Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138
(1993)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 459]
| |
1 AanrakenAdolescenten kunnen er bepaald metafysisch van worden, als ze in de scheikundeles vernemen dat lichamen die elkaar aanraken (een krijt op het bord, bijvoorbeeld, of een kast tegen de muur) een onooglijk klein deel van elkaars moleculen meenemen. Dat is het, denken ze: lichamelijke vereniging. Volwassenen hebben meer nodig om metafysisch te worden. De tastzin is weinig populair in de filosofie, zoals trouwens alle zintuigen, op het zien na. Alleen blinden halen het in hun hoofd iets anders dan de geliefde aan te raken. (Of wordt voor een blinde daardoor de hele wereld een geliefde?) Ze worden er berispend op aangekeken, maar dat zal hun een zorg zijn, ze zien het immers niet. Is aanraken een directere, meer emotionele en meer intieme vorm van omgaan met de wereld dan het koele, afstandelijke kijken? Maar soms willen we ook iets aanraken om te testen, na te gaan, te controleren - of het er wel is, bijvoorbeeld. Ga naar margenoot+We zien een stok gebroken in het water, we voelen, hij is recht; we zien een hologram of een fata morgana, we voelen en er is niets; we voelen aan de baard van Sint-Nicolaas, het is een valse. | |
2 BriefLiefdesbrief. De gestolen brief. Een verhaal van E.A. Poe, waar Lacan geleerde bladzijden heeft over geschreven. (Psycho-analysten houden van Poe; het Onbewuste is even griezelig als de meest fantastische van zijn vertellingen.) Het gaat over een gestolen brief, naar alle waarschijnlijkheid een liefdesbrief, waarmee de dief (een minister) de bestolene (de vorstin, geadresseerde van de brief) in zijn macht houdt en | |
[pagina 460]
| |
schaamteloos chanteert. De politie-inspecteur krijgt van de vorstin een onwaarschijnlijk hoge beloning als hij de brief, waarvan geweten is dat hij zich nog steeds in de ministeriële vertrekken moet bevinden, kan terugbezorgen. De arme man doorzoekt wekenlang iedere nacht de kamers van de dief, met alle door de politie gekende methoden: achter het behangpapier, in losgeschroefde tafelpoten, in lederen boekkaften, tussen de planken van het parket. Uiteindelijk blijkt de brief de hele tijd open en bloot in het bovenste vakje van een briefhanger aan de muur te hebben gezeten, voor iedereen zichtbaar, op de meest evidente van alle plaatsen, en daardoor onvindbaar voor wie zoekt naar iets dat verstopt is. Ga naar margenoot+Wie zoekt, vindt nooit. Door te zoeken kijken we over alles heen, en zien we niet wat er is. Soms zijn oplossingen te eenvoudig om door wie dan ook te kunnen gevonden worden. Op het eind van het verhaal van Poe komen we niet te weten wat er in de bewuste brief stond. | |
3 KamerKamers zijn afgesloten delen van een gebouw, wanneer dit bestemd is voor verschillende personen of verschillende doeleinden. (Doorgaans hebben kamers deuren, anders kun je er niet in.) Ga naar margenoot+Kamers zijn ook ontmoetingsplaatsen voor geliefden, wanneer deze elk tot verschillende gebouwen behoren. Ook het hart heeft zijn kamers (die het hoofd niet kent). De beroemdste filosofische kamer is de Chinese kamer van John Searle. Het is een gedachtenexperiment, bedoeld als antwoord op de vraag of computers kunnen denken. Neem bijvoorbeeld een computer die correct Nederlands in Chinees vertaalt en omgekeerd. ‘Kent’ deze computer Chinees? Vergelijk de computer met een gesloten kamer met luikjes waar doorheen kaartjes naar binnen worden geschoven en waar na een tijd andere kaartjes uitkomen. Binnenin staat het barstensvol met kasten, boordevol met kaarten vol instructies, in de aard van: als tekencombinatie X of Y binnenkomt, doe dan dit of dat, vervang teken X of Y door zus of zo en duw het resultaat weer naar buiten. Het loopt er vol mensen die bedrijvig in de weer zijn om de complexe instructies zo snel mogelijk op te volgen. Geen van hen kent ook maar een woord Chinees. Wat uit de kamer komt is echter telkens weer een correcte vertaling. Kent de kamer als geheel dan Chinees? Je zou een computer kunnen doen zeggen, met omfloerste stem en al: ‘Ik ook’, wanneer iemand tegen hem zegt: ‘Ik hou van jou.’ Maar daarom houdt hij nog niet van iemand. | |
[pagina 461]
| |
Soms kun je ook mensen beschouwen als dergelijke computers, dergelijke kamers. Er komt iets uit, maar je weet nooit wat er eigenlijk in zit. | |
4 KijkenFilosofie, zegt Nietzsche, is met pornografie verwant. Het gaat erom de wereld te ontsluieren, alles bloot te leggen, overal achter en onder te kijken. Het is de koele, objectiverende blik, die niet rust voor er geen spoor van mysterie meer in de dingen is. Het oog van de rede, zegt men. Kennen is zien, is inzien. Begrijpen is bespiegelen, het weerspiegelen van de wereld. Maar het oog is ook de spiegel van de ziel. Het reflecteert naar beide kanten toe, naar binnen en naar buiten. Ga naar margenoot+Buiten ligt alles er netjes bij, ordelijk en overzichtelijk. Maar binnen, als we in onszelf kijken, duizelt het ons - we vinden de uitgang niet meer - het spiegelpaleis van de kermis, de verwrongen beelden van lachspiegels. Als mensen elkaar in de ogen kijken, is het niet duidelijk wat ze daarin hopen te zien. Weerspiegelingen van weerspiegelingen. Meestal doen ze het niet, en niet langer dan nodig. Kinderen proberen het bij wijze van spel: elkaar zo lang mogelijk in de ogen staren zonder weg te kijken of in zenuwachtig lachen los te barsten. Maar geliefden doen het de hele tijd. Alsof voor hun de ogen opengaan en ze, zoals Alice in het vervolg op het Wonderland, terechtkomen in het land achter de spiegel. | |
5 LichaamLichaam en geest, zo worden we in de boeken beschreven. We zijn van beide een beetje, een soort amfibieën, levend aan de rand van twee naturen. Soms beelden we ons in dat het beter zou zijn één van beide te zijn. Meestal kiezen we dan voor de geest: dat geeft hoop op verrijzenis en onsterfelijkheid. Ga naar margenoot+Bovendien heeft de geest geen last van hoofdpijn en lijkt hij niet te verouderen. Jammer genoeg kent hij dan weer niet de genoegens van een warm bad, een maaltijd, een liefdesnacht. Hoewel het liefdesverdriet dan weer wel tot de geest lijkt te behoren, en ook de kwellende onzekerheid, het verlangen, de verlatenheid. Is het wel zo verstandig om voor de geest te kiezen? Maar waartoe dient het om voor het lichaam te kiezen als er niets meer zou overblijven om van deze keuze te genieten? Het lichaam, dat is zoals de kat die ligt te slapen in het zonlicht op de | |
[pagina 462]
| |
vensterbank. Je kunt het strelen en het begint te spinnen, maar het weet niet dat het gestreeld wordt, en het weet niet waarom het spint. | |
6 MaanGeliefden - zo heb ik mij laten vertellen - maken er een gewoonte van om, in tijden van ruimtelijke verwijdering, op een afgesproken uur gelijktijdig naar de maan te kijken. Wat ze dan zien is hetzelfde, alsof dat een vorm was van elkaar zien. Als je tegelijk hetzelfde kunt zien, dan kun je toch niet zo vreselijk ver weg zijn van elkaar - dat is de gedachte. De wereld is klein. Al is het heelal dan weer oneindig. De maan doet ook denken aan de sterren (ze kiezen de maan als referentiepunt, deze geliefden, omdat ze anders het spoor bijster raken). En de sterren doen denken aan datgene waar Kant aan dacht, toen hij, zonder een zweem van verliefdheid, zijn beroemde bladzijden over de sterrenhemel schreef. Kant dacht, in nuchtere termen, aan het ‘sublieme’, het samengaan van overweldiging en nietigheid. Dat je het licht ziet van zonnen die er sinds mensenheugenis al niet meer zijn, en dat het jouw ogen zijn waar nu, op dit ogenblik, dit licht in valt (terwijl in je hoofd gedachten opkomen van Kant, ook al lang dood). Je bent onvervangbaar en betekenisloos. Ga naar margenoot+Zo zien geliefden, ver van elkaar, de maan. Alsof ze er al niet meer waren. | |
7 OoitBertrand Russell vergelijkt de mensen met kippen. Wanneer 's morgens de boer het erf opkomt met voer rennen ze allemaal daarheen, dolgelukkig (voor zover kippen gelukkig kunnen zijn), vol verwachting. In zekere zin is hun verwachting redelijk - even redelijk als onze verwachtingen - want is hij niet, voordien, iedere ochtend gekomen, die boer, en bracht hij niet, iedere keer weer, dat lekkere voer? (En moet hij niet van hen houden, de boer, om zo onbaatzuchtig voor hen te zorgen?) Maar vroeg of laat zal het ons vergaan zoals de lap, die op een dag, onverwacht, niet wordt gevoederd, maar geslacht. Wat verwachten wij? Dat de zon morgen zal opgaan. Of ook: dat wie van ons houdt dat wel zal blijven doen. Dat is redelijk, zo werkt de wereld. (Ga naar margenoot+Hoe moeten we anders onze kleren klaarleggen voor morgen; hoe moeten we anders met iemand leven?) | |
[pagina 463]
| |
En toch, het is wel degelijk met zekerheid geweten dat de zon op een dag (die dan geen dag meer zal zijn, ik moet dus zeggen: op een nacht, maar wat is dan het verschil?) niet meer zal opgaan, omdat ze met name zal zijn uitgedoofd. Maar niet morgen, denken we (zoals de kippen, als kippen zouden denken). Nee, allicht niet morgen. Maar morgen kan er wel zo'n enorme meteoor tegen de aarde slaan, die alles uit vaste banen brengt, als er nog wat overschiet om buiten banen te gaan. Ooit gebeurt het. Of iets anders. | |
8 RaamRamen zijn vreemde openingen in een gebouw. Een deur is nog begrijpelijk: je wilt naar binnen, en op tijd en stond ook weer naar buiten. Maar een raam stelt de vraag naar de zin van het gebouw. Als het gebouw er staat voor beschutting, voor afscherming tegen de wereld, waartoe dient het dan diezelfde wereld toch weer door gaten naar binnen te laten? Je moet weten wat je wilt, binnen of buiten. Ramen zijn aarzelingen. Ook zintuigen zijn zulke aarzelingen, vooral het zien. Onze ogen zijn ramen op de wereld, ze brengen informatie van buiten naar binnen. Alleen weten wij nooit goed, met deze ramen, of ze bestaan uit doorschijnend of reflecterend glas. Is wat wij er doorheen zien echt de wereld daarbuiten, of alleen maar een weerspiegeling van onze binnenwereld? Wij weten niet goed waartoe dit gebouw dient, met zijn vreemde openingen. Leibniz ziet in alles wat er is - mens, dier, plant - alleen maar gesloten gebouwen, volkomen zelfgenoegzaam, zonder vensters op de buitenwereld. Ga naar margenoot+Niets weet iets van iets anders. Toch slingert de klimop zich rond de boom, haast de spin zich naar de plaats in het bewegende web waar zich de vlieg bevindt, en zegt de minnaar op het juiste moment: ‘Ik ook.’ Hij hoort niet echt iets van het voorafgaande ‘Ik hou van jou’ - maar alles past, alles klopt als bij toverslag. Harmonie préétablie, noemt Leibniz dat. | |
9 VerlangenMen heeft het wel eens over de oneindigheid van het menselijk verlangen. Het verlangen schuift op zodra het heel even heeft bereikt wat het leek te willen, het is als de horizon, waar je alleen kunt naar kijken, en nooit echt zijn. | |
[pagina 464]
| |
Je kunt alleen verlangen wat je niet hebt. Dat lijkt nogal vanzelfsprekend. Maar toch, er zijn vreemde toestanden, zeldzame momenten waarop het verlangen zich richt op wat nochtans in feite reeds bezeten is, en zelfs volkomen, meer dan ooit bezeten. Ga naar margenoot+Misschien is dat geluk: verlangen wat je al hebt, alsof je het nog niet had, met de hevigheid van het tekort en de vreugde van het bezit tegelijk. Kanaries zingen niet wanneer ze het wijfje bij zich hebben. Men zegt: zie je wel, ze zingen niet van blijdschap, maar van verlangen. Maar een treurende kanarie zingt ook niet. Zie je wel. | |
10 VolstrektVolstrekte zekerheid bijvoorbeeld, of volstrekte liefde. Maar ook: volstrekte onwetendheid, volstrekte vertwijfeling. Niets is ‘volstrekt’ in deze wereld, alles is met mate, altijd ook een beetje niet. Parmenides vond er het volgende op. Het Zijn als geheel is absoluut, zei hij, want buiten het Zijn valt niets. Hoezo? En het niet-zijn dan? Bijvoorbeeld: het niet-zijn van kabouters, of het niet-zijn van overledenen, het niet-meer-zijn van wat voorbijgaat. Parmenides repliceert (vanuit zijn eigen graf): het niet-zijn is er niet, helemaal niet, dus kan het ook niet buiten het Zijn zijn, en dus valt er wel degelijk niets buiten het Zijn. Wat absoluut moest bewezen worden. Het ongeluk is wel dat het Zijn, in al zijn absoluutheid, blijkbaar toch kan verminderen: Parmenides (bijvoorbeeld) was, en is niet meer. Ga naar margenoot+Het Zijn brokkelt af. Dat is volstrekt ontoelaatbaar. |
|