Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138
(1993)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Paulo Teixeira
| |
[pagina 130]
| |
Le ceneri di Pier Paolo Pasolini
Jij laat aan mijn voeten de herinnering neer
van die roerloze zomers met hun vracht
onwaarschijnlijke vruchten en de hartstocht der lichamen
de toekomst van hun ongeschoeide voeten
in het vochtige zand achterlatend: ‘Nisiuti’, met de onschuldige blik,
‘Gianni’ met de korte bolero, ‘Bruno’
met zijn blote hiel en heftige schaamteloosheid.
Wat wist ik van verdriet of van perversie
in die dagen? Rustig, tussen de raderen
die haar beschermden tegen de wereld, was Casarsa:
Guido die op een stille ochtend in maart vertrok,
in een clandestiene trein met een boek in
de hand naar de dood, terwijl zijn moeder wachtte
en ik, gewiegd op de stroom vergeten haren
van een of andere jongen, de slaap zo zacht, zo zacht,
voor wie insliep in de dromen van mijn ziel.
Jij laat nu, Niletto, op de helling
der jaren jouw naakte been neer en die ketterse moraal
die altijd de onze was. Vogels der onbeschaamdheid,
die van de partij en van de kerk, zoeken nu
in het bed waarin wij sliepen het genot waarvan zij
bleven verstoken, deze nachten excommunicerend
waaruit jongens noch meisjes zullen worden geboren
die in onze plaats een altaar zullen bestijgen.
| |
[pagina 131]
| |
Want obsceen is alles wat zij graag zouden willen
doen maar waartoe zij niet in staat zijn, onoverwinnelijk blijft
het licht van de hemel in jouw ogen en die helderheid
die jou sinds lang buiten de wereld plaatst zoals
(zouden ze het wensen) het aureool van de aartsengelen.
Zij. Nooit zullen zij de vreugde kunnen dromen
(welke procedures zij ook aanspannen tegen ons of tegen
hetgeen wij ondernemen) die wij tussen de lakens delen
of de ruimte die zich voor ons opent
wanneer wij door de straat lopen, zij aan zij:
dan is mijn schouder voor jou een wonde,
de jouwe bekleedt zich voor mij met troost.
Uit: A Região Brilhante. Editorial Caminho, 1988. | |
[pagina 132]
| |
Anacreons lied aan Smerdis
De woorden verlichten jouw lichaam, verleid
nog door die geduldige tekening van vocalen
achtergelaten met de afdrukken van ons gevecht
in het zand. Eerste en laatste blik
gewaagd op die bergen van sneeuw
en vuur, je kunt terugkeren naar het slapen
in de armen van jouw heer. Voor vijf
talenten zou hij je niet aan zijn zanger verkopen.
Zo laat hij me lopen, stap voor stap,
over de uitgestrekte tarwevelden van jouw borst en het gulle
goud in jouw haren. Reik mij je hand:
ik wil met Dionysos één moment
die lippen vieren die smaken naar de nieuwe wijn van Samos.
Uit: A Região Brilhante. Editorial Caminho, 1988. | |
[pagina 133]
| |
De schone koordendraaister
Ik had als model de liefde en de studie
van zijn lichaam, naakt en zonder antwoord
op het bed. Een Febo gezongen
als een zucht in het oor van het gedicht,
terwijl een schaduw de ongewapende
nacht rondom de haard verzamelde.
Lang woont hij niet meer in mijn zachte tasten,
de lucht omlijstend met een obsceen woord.
Maar nog slaat de klok de tijd van uur tot uur.
Bewegingsloos en ontbloot zoals het lichaam van een kapiteel,
vertelt het kussensloop mij niet waarheen hij ging,
in welk verstrooid licht, naar welk hemels kader.
De borst insluitend zoals de wallen
van Perpignan tegen het beleg van de wereld,
bezoekt zijn ziel mij niet in het fosforescerende licht
dat de manen baadt van een paard, noch neemt ze me mee,
het hart in de armen, zijn vogel van bloed.
Ik laat de wind ia de namiddag zijn ademhaling
en mijn verlangen weven.
Uit: Arte da Memória. Editorial Caminho, 1992. | |
[pagina 134]
| |
Aan de voortvluchtige
Zie, Mabel, hoe de syllaben jouw leven bevrijden
en het verzamelen in de plooi van nog een vers.
Je zou willen dat het papier een balkon was voor de wereld
in de slapeloze opdracht van kijken, door de mansarde
van het lichaam, naar de stad,
naar het feest van haar ramen dat ons het geheim
van het licht weergeeft.
Laat je meenemen zoals een vogel in het verlangen
van zijn vleugels
over het groen van de velden en de draad van de telefoonkabels
om de hoed van een wolk te draaien, de wollen vacht
van de kudden te tellen. Zoek niet naar een of andere
zekerheid, noch naar de woorden
waarmee je het hart voor zijn leugens rechtvaardigt. Weet
dat je verder dan de kalligrafie van jouw gebaren het applaus
van de lucht bezit.
Uit: Arte da Memória. Editorial Caminho, 1992. |
|