inderdaad aan het denken zetten over toeval en noodlot. Zij werd immers doodgemept door een kangoeroe uit een circus, terwijl ze met Johan over de Antwerpse Meir wandelde. Hij kan zich niet neerleggen bij haar dood en vooral dan bij de manier waarop ze om het leven kwam, en meent dat er een oorzaak voor moet bestaan, die deze treurige gebeurtenis in ieder geval minder zinloos zou maken. Want ‘alles wat wij doen heeft een functie in een onbreekbare keten van gebeurtenissen. Voortdurend kruisen we andere reeksen gebeurtenissen, zonder dat we er aandacht aan besteden, behalve als een verrassend of opvallend effect ontstaat’, meent Johan, en ‘ofwel is alles in het leven toeval en willekeur, en dan zijn we allemaal machteloos en van elke verantwoordelijkheid ontheven, ofwel bestaat er geen toeval. De middenweg is een gekmakende leugen.’ (p. 48). Hij bedenkt dat Ella waarschijnlijk nog zou leven, indien hij haar die bewuste dag niét had voorgesteld om ergens iets te gaan drinken, maar dit ruikt toch nog te veel naar zuiver toeval. Hij wil het spoor, dat ophoudt bij haar dood, in omgekeerde richting volgen, in de hoop dat hij uiteindelijk bij de fatale handeling zal uitkomen die alle andere in gang heeft gezet. Hij neemt ontslag op zijn werk om zich volledig te kunnen wijden aan een causale speurtocht naar de allereerste oorzaak.
In zekere zin was zijn ontmoeting met Ella al toevallig. Hij was er namelijk getuige van hoe ze onopzettelijk een loslopende Duitse herdershond aanreed - volgens de eigenaar een rechtstreekse afstammeling van de hond van Adolf Hitler - op het moment dat het dier enkele joden wilde aanvliegen. Als die man daar op dat ogenblik niet had gewandeld, dan was Ella's leven waarschijnlijk heel anders verlopen, denkt Johan, maar diezelfde man maakt hem erop attent dat hij in dat geval Ella niet eens zou hebben ontmoet! Johan Vogelei beseft dat hij inderdaad in een cirkelbeweging dreigt terecht te komen en dat hij dus een andere werkwijze zal moeten volgen. En wat ligt er meer voor de hand dan zijn onderzoek te starten in het circus waartoe de kangoeroe behoort en dat nog altijd door het land toert. Hij zoekt de man op die met het buideldier optreedt en vraagt hem waarom hij met kangoeroes is gaan werken, want als hij dat nooit had gedaan, dan was Ella niets overkomen... De circusartiest doet zijn verhaal en onmiddellijk ontdekt Johan daarin een aanknopingspunt dat hem wellicht verder kan helpen. En zo begint hij aan een duidelijke, maar doodlopende speurtocht die hem zelfs naar Amerika zal leiden. Tot hij zich ervan bewust wordt dat hij eigenlijk niet op zoek is naar Ella, maar naar zichzelf.
Tijdens zijn queeste maakt Johan onder meer kennis met ‘de kale dame’ met wie hij zelfs een intieme relatie aanknoopt. Deze vrouw, die eigenlijk Bie heet, lijdt aan kanker en ondergaat een medische behandeling die haar volledig kaal heeft gemaakt. Johan, die zelf veel angst heeft voor dood en aftakeling, vindt bij haar de troost en genegenheid die hij nodig heeft om het verlies van Ella aan te kunnen, want in haar strijd tegen de dodelijke ziekte straalt Bie een intense levenslust uit, zodat zich hier een Eros-Thanatosmotief ontwikkelt.
De originele structuur van de roman - in feite een raamvertelling waarvan het kaderverhaal wordt gevormd door Johans zoektocht en de binnenverhalen door de afzonderlijke levensfragmenten van diverse personages - laat Auwera toe om allerlei nevenintriges en motieven op een aannemelijke manier te integreren in het geheel van de tekst. Zo wordt er onder meer ingegaan op de zin van het schrijven, op bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen en op het verschijnsel pornografie (toch nog altijd een wat taboeachtig onderwerp in zogenaamd ‘serieuze’ literatuur). En door de systematische wijzigingen in het vertelstandpunt wordt de lezer niet alleen geconfronteerd met