Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 133(1988)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 526] [p. 526] Max Niematz Adam Pynacker Niets wijst erop, dat we vertrekken. De boegbalk glimt strak, en het anker. De romp bevracht in ruim water, tot aan de boorden, met sabelhouwen en snijwonden, beloftes van titels, hier en daar een veste. De trossen hangen slap, de vaatjes gisten en lekken. De dekhanden die aldoor komen zeggen: Vroeger of later, als alles anders wordt. Een open baai, toegedekt met licht. Een blauwe doek geeft zweet af. [pagina 527] [p. 527] Heem Ik roei verboden schaduwen binnen. Roeien is een leven zonder verhaal. Ramen en gracht van het heem zeggen meer dan zij uiteindelijk verzwijgen. De toekomst de rug toegekeerd, roei ik een dodenrijk binnen. Steeds als de biceps ontspant, verdwijn ik een beetje. Bij elke haal ben ik een ander. De ramen volgen me vanachter hun glas. De beuk kleurt me purper. Ik hoor de schreeuw onschreeuwbaar in de achter- kamers. Ik ben op afroep. [pagina 528] [p. 528] Museum Een houten poort. Rozen erin uitgehakt. De rust, waarmee je de ruimte betreedt, een leeg museum, doorge- waterde vloer, vier kalkwanden. Je neemt de tijd langs de panelen van de oude meesters, maar altijd nog te vlug, de eeuwen ontglippen, zonlicht valt in vanbuiten de lijsten. De doorns aan de boogribben versteend, de lelie in je hand, de voetstap, die je volgde, verstilde, het stigma van je mond vloeit niet langer. [pagina 529] [p. 529] Wolk Eens, toen ik dacht, dat ik anomphalus was, onkwets- baar ging ik door de netels, in kantelpas. In mij droeg ik een wolk. Ik meende, dat ik de lopende zelf was, een wandelend hiëroglyfe, een adam, wiens lopen staat in rotssteen gekrast, maar in hem werkt de wolk zich- zelf van vorm naar vorm, zijn stilte boetserend, tot hij ontploft in de ribbe- kast. Ik, die, lopende, liep, volgde, met puilende navel. Uit de bundel Een wonder van Morpheus, die eind oktober verschijnt bij uitgeverij BZZTôH. Vorige Volgende