Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 133
(1988)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 429]
| |
Bert Govaerts
| |
[pagina 430]
| |
waarop de politieke en de literaire draad met elkaar verstrengeld zijn geweest, is in de loop van de jaren geëvolueerd. Als we nu al eens begonnen met de literaire streng bloot te leggen die Timmermans met Duitsland verbond, zou dat al niet veel duidelijker maken? De relatie Timmermans-Duitsland was in het begin de relatie tussen een schrijver en zijn uitgever, tussen Felix Timmermans en Anton Kippenberg. Maar ze was van bij het begin ook iets meer: toen Timmermans en Kippenberg rond 1916 kennis maakten, was Timmermans niet alleen maar een schrijver en Kippenberg niet alleen maar een uitgever En het ziet er zelfs naar uit dat juist de extraliteraire activiteiten van de twee mannen hen literair bij mekaar gebracht hebben. Timmermans (en ook dat is geen nieuws) behoorde tijdens de Eerste Wereldoorlog tot de collaborerende fractie van de Vlaamse Beweging, het activisme. Binnen het activisme sympathiseerde hij met de meest extreme, Pan-Germaanse groepering: Jong Vlaanderen. Jong Vlaanderen had o.a. de vernietiging van België en de oprichting van een ‘Vlaams Koninkrijk’ op haar programma staan. Dat nieuwe koninkrijk moest opgenomen worden in een grote Germaanse bond, o.l.v. Duitsland. Antoon Thiry en Reimond Kimpe, twee vrienden van Timmermans, behoorden tot de harde kern van ‘Jong Vlaanderen’. Timmermans zelf ondertekende een van de twee beginselverklaringen van de groep en publiceerde o.a. een pleidooi voor een Vlaams koninkrijk in De Vlaamsche Post, de met veel Duits geld opgerichte krant van Jong Vlaanderen. Verder was hij zeer actief in de Lierse afdeling van Volksopbeuring, een activistische organisatie die van de Duitsers het monopolie had gekregen om bepaalde levensmiddelen te distribueren. Een briljant theoreticus was hij zeker niet. Op de vraag van de hoofdredacteur van de Vlaamsche Post (Leo Picard) wat hij zich wel voorstelde bij een ‘Vlaams Koninkrijk’, antwoordde hij dat al die politiek hem niet interesseerde, maar ‘E Vloms keuningeske’ wel zag zitten.Ga naar eindnoot2. En Kippenberg? Kippenberg was in 1916 de eigenaar en directeur van een toen al legendarische uitgeverij: het Insel-VerlagGa naar voetnoot*, waar o.a. Rainer Maria Rilke onderdak had gevonden. Veel meer heeft de Timmermansbiografie ons nog niet weten te vertellen over deze man. Ingrid Van de Wijer, die wel in het Timmermans-archief heeft mogen werken, beschrijft hem als een ‘humanist, bibliofiel en Goethekenner’Ga naar eindnoot3., maar deelt niets mee over de context van de cruciale ontmoeting in 1916. Andere bronnen beweren dat hij tijdens de oorlog voor de Zivilverwaltung werkte in BrusselGa naar eindnoot4.. De historische waarheid is dat Kippenberg in 1916 als kapitein tot de staf van het Vierde Duitse Leger behoorde. Dat leger had zijn Etappe-hoofdkwartier in Gent, niet toevallig ook de stad waar de harde kern van Jong Vlaanderen actief was. Kippenberg was niet zomaar een officier. Van april 1916 tot aan het einde van de oorlog was hij hoofdredacteur van de Kriegszeitung van het Vierde Leger, een krant die twee maal per week verscheen, op haar hoogtepunt met een oplage van 55 000 exemplaren. Ze werd gedrukt op de in beslag genomen persen van de Belgische kranten La Flandre Libérale en Het Vaderland. In de Kriegszeitung werden allerlei frontbelevenissen verteld. Er stond ook nieuws in van het thuisfront, ontspanningslectuur, maar ook stukken over ‘aard en geschiedenis van het door ons bezette oud-germaanse land’Ga naar eindnoot5., zoals de redactie het zelf in het jubileumnummer van 19 november 1916 uitdrukte. In 1917 werd Kippenberg als stafofficier ook verantwoordelijk voor de afdeling Vaterländischer Unterricht, door Hindenburg en Ludendorff geïntroduceerd toen defaitisme en pacifisme hun kop begonnen op te steken bij de Duitse soldaten. Vaterländischer Unterricht moest via allerlei kanalen de nodige patriottische propaganda verspreiden en alle vormen van defaitisme opsporen en signale- | |
[pagina 431]
| |
ren. In die functie is Kippenberg de uitgever geweest van een paar bladen waarvan alleen de omineuze titels nog bestaan: Blätter fur Auskunftswesen (‘Herausgegeben vom Leiter der Aufklärungstätigkeit’) en Nachrichtenblatt für die Aufklärungstätigkeit. Een Kippenberg-bibliografie-met-commentaar uit 1939 vermeldt ook nog dat de man verantwoordelijk was voor de ‘geheime drukkerij’ van het Vierde Leger.Ga naar eindnoot6. Om een idee te krijgen van wat die activiteiten precies betekenden in het bezette België, moet men een paar dingen weten over het bezettingsregime tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dat zat behoorlijk ingewikkeld in mekaar. De Duitsers hadden een gouverneur-generaal geïnstalleerd die de Belgische koning moest vervangen en die zich min of meer aan de bestaande wetten hield. Het Belgische staatsapparaat bleef draaien, met toestemming van de regering-in-ballingschap in Le Havre, maar kreeg een soort Duitse dubbelganger, De Zivilverwaltung. Die was zeer breed uitgemeten. In de stations waren er bijvoorbeeld voortaan twee chefs: een Belgische en een Duitse. Maar in het etappegebied (ruwweg Oost-Vlaanderen en een groot deel van Henegouwen) en in de kuststreek heerste militair gezag. Kippenberg werkte dus in een gebied waar de legerleiding het voor het zeggen had. Het belang van zijn activiteiten wordt duidelijk als je bedenkt dat die leger- | |
[pagina 432]
| |
leiding andere plannen voor het bezette België had dan de burgerregering in Berlijn en haar vertegenwoordiger in Brussel, de gouverneur-generaal. Wat de Duitsers met België van plan waren nà de bezetting weten we vrij goed omdat de Duitse archieven na 1945 zijn opengesteld voor onderzoek.Ga naar eindnoot7. De Duitsers hielden rekening met verschillende mogelijkheden, afhankelijk van de omvang van de Duitse overwinning. Toen het er in het begin op leek dat Duitsland op een totale overwinning afstevende, werd er zonder meer over annexatie gepraat. Later kwamen de alternatieven op tafel: stichting van een Duitse vazalstaat onder Vlaamse leiding, verbrokkeling, aanhechting van de kuststreek enz. Een deel van de legerleiding bleef de hele oorlog door de extreme annexatiepolitiek verdedigen, tegen de standpunten van Berlijn in. Om een eventuele verbrokkeling van België internationaal én op het thuisfront aanvaardbaar te maken ontwikkelden de Duitsers de ‘Flamenpolitik’. Ze begonnen de tegenstellingen tussen Vlamingen en Franstaligen uit te spelen. Ze pasten een aantal ‘slapende’ taalwetten toe, vernederlandsten de universiteit van Gent en erkenden uiteindelijk ook een embryonaal Vlaams parlement, de Raad van Vlaanderen. De Duitse burgerregering, maar meer nog de legerleiding, had er belang bij dat de notie ‘Vlaanderen’ erkend werd, op zijn minst in Duitsland. Het bestaan van een (min of meer) onafhankelijk Vlaanderen was ook niet voor alle Duitsers vanzelfsprekend. August Borms, ‘zaakgelastigde’ van de Raad van Vlaanderen, had het zelf gemerkt tijdens een bezoek aan Berlijn in het voorjaar van 1918. Er bestonden in Duitsland bonden voor Oekraïners, voor de Polen, voor de Finnen, ‘maar niets voor de Vlamingen’. En men had Borms er ook op gewezen dat verschillende vooraanstaande leden van de oppositie (de socialisten Bernstein en Haase, o.a.) het over ‘Ver-Raad van Vlaanderen’ hadden gehadGa naar eindnoot8.. En in die context verscheen ineens Felix Timmermans, die net op zijn eentje Vlaanderen opnieuw had uitgevonden. Hij had het ogenblik niet beter kunnen kiezen. Maar hoe zijn Kippenberg en Timmermans nu precies met mekaar in contact gekomen? Kippenberg heeft dat zelf eens verteld in een tekst die in 1953 (drie jaar na zijn dood) werd gepubliceerd in het tijdschrift Welt und WortGa naar eindnoot9.. Zijn verhaal gaat zo: hij was tijdens de Eerste Wereldoorlog als officier in Gent gelegerd en was daar belast met ‘vreedzame zaken’. Een vriend van hem vestigde ‘in de winter van 1916’ zijn aandacht op het pas verschenen Pallieter, dat in Nederland veel opwinding had veroorzaakt. Kippenbergs vriend dacht dat er wel wat in zat voor het Insel Verlag. Kippenberg bestelde het boek meteen (hij las en sprak Nederlands), zocht Timmermans op en bood hem meteen een contract aan voor een Duitse vertaling. Een onschuldig verhaal. En het klopt natuurlijk niet. Dat weten we heel zeker omdat Timmermans en Kippenberg vanaf 1916 met mekaar gecorrespondeerd hebben. En niet alle archieven blijven gesloten. Het gebouw van het Insel-Verlag in Leipzig is in 1943 volledig in de as gelegd tijdens een bombardement. Maar Kippenberg had zijn voorzorgen genomen en een deel van zijn archief én zijn kostbare Goethe-verzameling in veiligheid gebracht. Tot de stukken die de oorlog overleefd hebben behoren ook enige honderden brieven, contracten, telegrammen, ansichtkaarten van en (als kopieën) aan Timmermans. Ik heb ze teruggevonden in Weimar (in het Goethe-Schiller-Archief) en Marbach (Schiller-Nationalmuseum). Het is zeker niet de volledige correspondentie tussen de twee mannen. Documenten uit de cruciale periode 1939-1943 zijn er niet. Die zijn vermoedelijk mee verbrand in december 1943. De overgebleven stukken zijn meestal zakelijk van aard en bovendien lijkt er ook nog doelgericht in gewied te zijn.
Het oudste stuk uit het archief, een brief van Timmermans aan Kippenberg met als datum 9 augustus 1916 maakt meteen duidelijk dat Kippenbergs verhaal niet klopt.Ga naar eindnoot10. In die brief belooft Timmermans namelijk dat hij een van zijn eigen auteursexemplaren van Pallieter aan Kippenberg zal laten bezorgen, met | |
[pagina 433]
| |
Het oudste stuk uit het Marbach-archief: brief van Felix Timmermans aan Anton Kippenberg van 9 augustus 1916.
| |
[pagina 434]
| |
correcties ‘want het (boek) is vol drukfouten, die u zouden kunnen misleiden’. Eigenlijk had Kippenberg zijn exemplaar nog vroeger horen te krijgen, blijkt ook nog. Kippenberg behoorde dus tot de allereerste lezers van Pallieter want de Nederlandse uitgever Van Kampen had het boek pas in de zomer van 1916 op de markt gebracht! Een ander archiefstukGa naar eindnoot11. wijst erop dat Kippenberg het boek, of een deel ervan, wellicht al gelezen had voor het op de markt werd gebracht. Dat stuk is een overzicht van de eerste financiële afrekeningen met Timmermans. En daaruit blijkt dat Insel op 12 februari 1916 al 1200 mark vooruitbetaald had voor Pallieter. Dat was een royaal bedrag. Een mark was in die tijd 1,25 Belgische frank waard. Een Belgisch arbeider verdiende in 1914 gemiddeld een halve frank per uur. En hoe was Kippenberg erin geslaagd om het boek te lezen voor het uit was? Timmermans' biografen zullen er op wijzen dat hij het in De Nieuwe Gids had kunnen lezen. Dat is inderdaad mogelijk. Willem Kloos had Pallieter al in 1913 en 1914 in afleveringen gepubliceerd in zijn tijdschrift. Maar op dat ogenblik heeft Kippenberg de tekst zeker niet gelezen. Als hij zo enthousiast was over het boek, waarom zou hij dan nog twee jaar gewacht hebben om Timmermans op te zoeken? Hij kan die nummers van De Nieuwe Gids later gelezen hebben. Maar hoe zou een Duits officier er toe gekomen zijn om in oude jaargangen van een Nederlands literair tijdschrift te gaan lezen? Wellicht omdat iemand hem er met nadruk op gewezen had en omdat er plots een behoefte was aan Vlaams literair materiaal voor de Duitse markt. Kippenberg zal het kort na de Tweede Wereldoorlog, toen hij zijn verhaal op papier zette, niet opportuun hebben gevonden om dat allemaal uit te leggen. Door wat te knoeien met de details kon hij doen alsof hij het boek gewoon in de boekhandel gevonden had. De connecties met Jong Vlaanderen en de politiek-militaire context van zijn ontmoeting met Timmermans bleven op die manier toegedekt. Het staat letterlijk in de brief van augustus 1916: het contact Kippenberg-Timmermans verloopt via Antoon Thiry, welbekend van Jong Vlaanderen en De Vlaamsche Post. Er zijn nog details die erop wijzen dat de ‘ontdekking’ van Timmermans via de activisten is verlopen. Alle biografen van Timmermans vermelden dat het manuscript van Pallieter naar Nederland werd gestuurd via ene Dr Wirth, die verder wordt aangeduid als ‘Pressedelegierte te Gent’. ‘Pressedelegierte’ is een eufemisme voor censuurambtenaar. Herman Wirth, Nederlander van geboorte, zat als vertegenwoordiger van het Duitse bestuur in de redactie van de Vlaamsche Post, kende dus ook Thiry en wellicht ook officierhoofdredacteur Kippenberg. Nog een detail: het archiefstuk dat melding maakt van het voorschot dat in februari 1916 aan Timmermans werd betaald, draagt ook een met de hand geschreven aantekening. Er staan drie woorden. Het eerste is onleesbaar op de kopie die ik bezit. De twee andere luiden: ‘Osswald gezahlt’. Wat het eerste woord ook moge zijn, ene Osswald heeft iets met de betaling te maken gehad. Misschien is ze via hem verlopen. Nu zullen er wel meer Duitsers zijn die met de naam Osswald rondlopen, maar wie meer dan de anderen in aanmerking komt is Robert Paul Oszwald, van 1915 tot 1918 lid van de diensten van de gouverneur-generaal in Brussel, meer bepaald aan de Politische Abteilung. Die Politische Abteilung was speciaal opgericht om de ‘Flamenpolitik’ te ontwikkelen. Binnen zijn afdeling stond Oszwald bekend als een fervent voorstander van een ‘onafhankelijk Vlaanderen’. Het is een spoor dat verder moet onderzocht worden, maar als men alles bij mekaar optelt, begint het erop te lijken dat de ‘promotie’ van Timmermans, zowel in Vlaanderen als in Nederland en Duitsland een quasiofficieel karakter had. Dat de succesrijke uitgever Kippenberg (die in 1912 op drie weken tijd 8000 exemplaren van Rilkes Cornet Christoph Rilke had weten te verkopen) bewust werd ingeschakeld in de ‘Flamenpolitik’. Zakelijke en militaire belangen liepen in ieder geval letterlijk dooreen bij Kippenberg. | |
[pagina 435]
| |
Overzicht van de eerste financiële afrekeningen van Anton Kippenberg met Felix Timmermans.
| |
[pagina 436]
| |
Minstens 1 Insel-boek (Die Zigeuner van Charles De Coster, 1917) werd op de persen van het leger in Gent gedrukt. Dat kan niet gebeurd zijn zonder toestemming van de legerleiding. En het is toch ook wel vreemd dat deze man, die voor 1916 geen spoor van belangstelling voor Vlaanderen had getoond, plots vertalingen van Gezelle, Van de Woestijne, Anton Bergmann, Charles De Coster, Stijn Streuvels, August Vermeylen en Felix Timmermans begon te maken en publiceren in zijn Insel-Bücherei en Insel-Almanach. Bij dat alles lijkt het vreemd dat Kippenberg zo lang gewacht heeft om Pallieter te publiceren. Het boek verscheen pas in 1921 in het Duits. Waarom zo lang gewacht als er zoveel politiek belang mee gemoeid was? Er ontbreken te veel stukken om daar een precies antwoord op te geven. Maar een mogelijk antwoord is dat er intussen een andere Timmermanstekst klaar was, die nog veel beter paste in een politiek die gericht was op de promotie van de idee ‘Vlaanderen’ en het woord ‘Vlaanderen’ zelfs in de titel droeg: Het Kindeke Jezus in Vlaanderen. Wie zei daar dat ‘Vlaanderen’ niet bestond. Had God het niet gekozen als locatie voor een kerstverhaal? Das Jesuskind in Flandern mocht dus voorgaan. De oorlog duurde wel niet lang genoeg om de Duitse vertaling (1919) politiek nog te laten renderen, maar Kippenberg maakte in 1917 al wel een hoofdstuk klaar voor publikatie in de Insel-Almanach voor 1918. In de herfst van 1918 vluchtte Timmermans met zijn activistische vrienden naar Nederland. Uit de in 1986 gepubliceerde dagboekfragmenten leren we o.a. dat hij snel afstand nam van het activisme (‘de tijd is daarvoor voorbij’)Ga naar eindnoot12.. De politieke en de literaire streng werden uit mekaar gehaald. Het activisme was alleen nog maar de inzet van processen en amnestiecampagnes. Ook voor Kippenberg bleef alleen de literaire streng over. En het valt op dat hij niet geïnteresseerd is in de tekst die Timmermans na de oorlog (juni 1919) op de markt brengt. Boudewijn, het warrige dierenepos waarin men met heel veel goede wil een allegorie i.v.m. de dan recente geschiedenis van Vlaanderen kan zien, is nooit vertaald in het Duits. Timmermans' ballingschap duurde tot in maart 1920, toen hij naar Lier terugkeerde. Hij kreeg geen moeilijkheden met het gerecht. De weg naar huis was voor hem vrijgemaakt door o.a. de socialistische voorman Camille Huysmans. De relatie met Kippenberg overleefde de oorlog en de ballingschap en werd de basis voor een groot commercieel succes. Het is niet duidelijk welk mechanisme hier gewerkt heeft, maar het produkt ‘Vlaanderen’, bedacht binnen een politiek-militaire logica die uitging van een Duitse overwinning, bleek na de Duitse nederlaag zeer goed verkoopbaar. Misschien juist uit heimwee naar de tijd waarin die overwinning mogelijk leek. (Vele jaren later zal de Duitse uitgever van Het Verdriet van België er niet over piekeren en resoluut kiezen voor Der Kummer von Flandern) De loyale Kippenberg honoreerde Timmermans' succes en de Fee klom van 320 mark per duizend verkochte exemplaren (voor De pastoor uit den Bloeyenden Weyngaert) in 1927 tot 500 mark per duizend exemplaren voor al zijn boeken vanaf 1930. Naast het geld uit de verkoop van Insel-boeken en prenten verdiende Timmermans ook nog marken met lezingen, optredens in radioprogramma's en radiouitzendingen. Via het Insel-Verlag werden ook andere taalgebieden aangeboord voor de verkoop van vertaalrechten. De lezingen in Duitsland kregen na verloop van tijd de allures van heuse tournees, die soms weken duurden. Kortom, Duitsland werd een zeer belangrijke bron van inkomsten. Een afrekening voor de maanden oktober tot december 1929 ziet er zo uit: 600 M voor het Inselboek nr. 401 (‘Das Schöne Lier’) | |
[pagina 437]
| |
1000 M voor het 15de en 16de duizendtal van ‘Pieter Breughel’ 2171.10 M kwam in 1930 overeen met ongeveer 18 500 Belgische frank. Het gemiddelde uurloon bedroeg in België in 1930 niet meer dan 6,36 frank. Timmermans mocht tevreden zijn met zijn Duitse uitgever. En dat was hij ook. Na een bezoek aan Kippenberg in Leipzig schreef hij een brief die niet mis te verstaan is: ‘Laat mij nu nog eens met de pen bedanken voor de schoone uren die u mij in Leipzig hebt bezorgd: De genoeglijke feesturen ten uwen huize (...) dan die zalige oogenblikken in de Bach-kerk, en de edele kennismaking met de Goethe-schatten van uw huis, waar ik het geluk had ook door u Gezelle te hooren voordragen! Dank! Dank! Mijn verblijf in Leipzig is als een gedicht geweest zoo rein, diep en sterk!’ (30 maart 1930)Ga naar eindnoot14. Deze brief is net als alle andere bewaarde brieven en kaartjes aan het Insel-Verlag in het Nederlands gesteld. Ook Mevrouw Kippenberg, die geen woord Nederlands verstond, kreeg van Timmermans briefjes in het Nederlands. Het is een merkwaardig, niet onbelangrijk detail dat deze Duitslandvriend en veelgevraagde spreker blijkbaar niet in staat was om zelf twee regels Duits te schrijven. Duitsland hield van Timmermans, Timmermans hield van Duitsland, en zo hadden ze samen oud en rijk kunnen worden. Als Adolf Hitler er niet was tussengekomen. Op 30 januari 1933 werd Hitler door de Duitse president Hindenburg aangeduid als kanselier. De rest van het verhaal is welbekend. Het eindigde op 7 mei 1945 met de onvoorwaardelijke capitulatie van de Duitse legers. Hitlers nationaal-socialisten hadden niet alleen over de hiërarchie der rassen en de plaats van Duitsland in de wereld enige welomschreven ideeën. Ze wisten ook precies wat literatuur was en wat niet. Dat demonstreerden ze al in mei 1933 toen ze een goede 20000 ‘schadelijke’ boeken openlijk verbrandden. ‘Schadelijk’ waren bijvoorbeeld Heinrich Mann, Erich Maria Remarque, André Gide, Emile Zola enz. enz. In de daarop volgende jaren brachten de nazi's het hele boekenbedrijf stap voor stap onder controle. Daar kwamen speciale wetten aan te pas, maar ook een hele machinerie van (mekaar soms beconcurrerende) partijinstellingen zoals de Reichschrifttumskammer en de Parteiamtliche Prüfungskommission. Na 1936 werd er in Duitsland niets meer uitgegeven zonder officiële toestemming. Dat bracht Thomas Mann er later toe om te zeggen dat aan boeken die überhaupt gedrukt hadden kunnen worden tussen '33 en '45, een reuk van bloed en schande kleeft: ‘Sie sollten alle eingestampft werden.’Ga naar eindnoot15. Hoe spartelde het Insel Verlag door die jaren heen? Het werd niet door de nazi's uitgeschakeld, maar (voor korte tijd) door de geallieerden. In de nacht van 3 op 4 december 1943 werd het Verlagshaus in Leipzig platgebombardeerd. Maar een paar maanden later werden er al opnieuw Insel-boeken gedrukt. In 1946 verklaarde Kippenberg trots dat de uitgeverij 12 jaar had standgehouden, tegen de vijandigheden van nazi's in. In zijn bedrijf zou niemand, zelfs de loopjongens niet, lid geweest zijn van de NSDAP. Het is zeer moeilijk om de verhouding tussen het Insel-Verlag en het nazi-regime te reconstrueren. Kippenberg kon niets uitgeven zonder toestemming van de Reichsschrifttumskammer, maar het Inselarchief bevat geen enkel stuk (meer) van de uitgebreide correspondentie die er tussen de uitgeverij en de overheden moet ontstaan zijn. En de archieven van de Reichsschrifttumskammer zelf zijn grotendeels onder de geallieerde bommen verdwenen. Nu zal er, wat Timmermans aangaat, weinig discussie geweest zijn over al dan niet uitgeven. De nazi's hielden van de Fee. Dat stond met evenveel woorden in hun kranten. Toen Timmermans in januari 1937 in Berlijn uit eigen werk ging voorlezen (hij was uitgenodigd door het Fichte Gesellschaft), stuurden zowel de Völkischer Beobachter als Der Angriff (hoofdredacteur Dr. Goebbels) een ‘journalist’ om te gaan luisteren. De man van de Beobachter le- | |
[pagina 438]
| |
verde een stuk af met als titel: ‘Die Kraft flämischen Volkstums’: ‘... omdat de Vlamingen Nederduits zijn, ervaren we Timmermans' boeken niet als getuigenissen van een vreemd volk: ze zijn door de Duitsers met alle vanzelfsprekendheid als volksboeken van onze eigenste aard opgenomen, zoals de Boerenschilderijen van de Vlaamse Schilder Pieter Breughel, wiens leven Timmermans in een van zijn mooiste boeken geschilderd heeft’.Ga naar eindnoot16. Met andere Insel-auteurs had Kippenberg meer moeilijkheden. Tot zijn stal behoorde ook de moedige Ricarda Huch, die in 1933 meteen ontslag had genomen uit de Pruisische Academie toen de nazi's ook daar de plak begonnen te zwaaien. Het geval Huch geeft een idee van de marge waarbinnen Kippenberg en zijn collega's konden werken tijdens de nazi-periode. Huch publiceerde nog twee nieuwe romans tussen '33 en '45 (maar niet bij Insel, wel bij het Atlantis-Verlag), waarvan de eerste, Römisches Reich Deutscher Nation, bij zijn verschijnen in '34 gelijk werd uitgespuwd door de National-Sozialistische Monatshefte van het Amt Rosenberg. Het boek werd een ‘belediging van het Duitse eergevoel genoemdGa naar eindnoot17., o.a. omdat er veel positieve bladzijden over het jodendom in voorkwamen. Huch kreeg letterlijk te horen dat er voor haar geen plaats was in Hitler Duitsland. Toch kon Atlantis in '38 nog een vervolg laten verschijnen. Alleen het derde deel, vol duidelijke parallellen met de nazi-tijd, mocht niet gedrukt worden. Kippenberg was minder moedig dan de directie van Atlantis en zette Huchs werk op de waakvlam. In de 12 bruine jaren bracht hij, op één dichtbundel na, geen nieuw werk van Ricarda Huch. Niet meer dan vier oude romantitels kregen een herdruk. In 1938 raakte Kippenberg in moeilijkheden door het gedrag van een andere vrouwelijke Insel-auteur: de Finse Sally Salminen, van wie hij het succesdebuut Katrina had gepubliceerd. Salminen had een uitnodiging voor een Duitsland-reis aanvaard, maar voelde zich achteraf echt ‘gebruikt’ door de nazipropaganda. Ze liet dat ook weten aan het publiek. Kippenberg haastte zich daarna om in een brief aan de Duitse kranten afstand te nemen van zijn eigen auteur. Nazi-literatuurpaus Will Vesper noteerde dat met veel plezier. Kippenberg probeerde dus niet alleen te overleven, hij kwam de nazi's beslist ook een eindje tegemoet. Een bron die dat bevestigt vormt de briefwisseling van nog een andere Insel-auteur, Hans Carossa. In een brief van 10 juni 1933 meldt Carossa dat Katharina Kippenberg (de vrouw en medewerkster van Anton en in de literatuurgeschiedenis bekend als vriendin en beschermster van Rilke) ‘ondergaat in Hitlerbegeisterung’. Kippenberg zelf blijkt nog ‘skeptisch’ te zijn. Een paar maanden later is ‘Katherina de Grote’ ‘nachdenklich’ geworden, maar Kippenberg zelf dwingt Carossa bijna tot het geven van een lezing voor de Reichsjugendbücherei, d.w.z. voor de HitlerjugendGa naar eindnoot18.. Ook Timmermans heeft daar gelezen, waarschijnlijk ook op aandringen van Kippenberg. Dat leverde in november '34 volgend berichtje op in de ‘Völkischer Beobachter’: ‘Op donderdag 29 november bezoekt de bekende Vlaamse dichter Felix Timmermans de leiding van de Reichsjugend om de Reichsjugendbibliotheek te bezichtigen. Oberbannführer Matschuk zal de dichter in opdracht van de zieke Obergebietsführer Rabersberg begroeten. Daarbij aansluitend leest de dichter voor de leiderskring van de Hitlerjugend voor uit eigen werk in de woning van de curator van de Reichsjugendbibliotheek, Karl Hobrecker, Roonstrasse 5. Het muzikale programma wordt verzorgd door een Hitlerjugend harmonie’Ga naar eindnoot19.. Hans Carossa beschrijft ook hoe Kippenberg erop aandringt dat hij voor de radio zou spreken, ‘dat doet hij allemaal om goed te staan’Ga naar eindnoot20. verklaart Carossa aan zijn correspondent. Ook Timmermans ging tijdens zijn Duitsland-reizen langs de studio's van de Reichssender in Berlijn en in Leipzig. Carossa moest ook een uitnodiging voor de beruchte Nürnberger partijdag van 1938 aanvaarden. Hij bereikte een moreel dieptepunt (vond hij zelf) toen hij in 1941 in Weimar het voorzitter- | |
[pagina 439]
| |
schap aanvaardde van de Nazi-Penclub, de Europäische Schriftstellerverein’ (‘... een vereniging waarvan ik wist dat alle echt scheppende geesten van het werelddeel er met een boog om heen zouden lopen’)Ga naar eindnoot21. Kippenberg en Timmermans zaten in de zaal om te applaudisseren toen Carossa zijn molensteen om de hals kreeg. Een naoorlogse opmerking van Carossa doet vermoeden dat de Fee de gebeurtenissen in Duitsland niet erg aan zijn hart liet komen: Carossa en zijn Duitse vrienden stuitten na de oorlog op nogal wat vijandigheid in de PEN-club, o.a. vanuit ‘Belgische’ (sic) hoek, wat hem verwonderd aan Felix Timmermans deed denken ‘... die veel minder dan wij leek aangegrepen door de atmosfeer van het Derde Rijk’ (Carossa en Timmermans hadden mekaar een paar keer ontmoet in het huis van Kippenberg).Ga naar eindnoot22. De machtsovername van 1933 veranderde ogenschijnlijk niets aan Timmermans' houding tegenover Duitsland. Het ‘pragmatisme’ van Kippenberg zal daar zeker toe bijgedragen hebben. Uit alles blijkt dat Timmermans echt geleid werd door het Insel Verlag. Het is dan ook niet echt verwonderlijk dat hij dezelfde ‘pragmatische’ houding aannam tegenover de nieuwe machthebbers. Die houding laat zich het best in het Engels samenvatten: business as usual. Maar dat is nog altijd iets anders dan ‘aanpappen met de nazi's’ (zoals Gijsels en de Schampheleire schrijven). De voordrachttournees bleven inderdaad doorgaan zoals voor '33 en Kippenberg was niet erg kieskeurig met het afsluiten van contracten, zoals al bleek uit het bericht over de lezing voor de Hitler Jugend. De herfsttournee 1935 bracht Timmermans o.a. bij de N.S. Kulturgemeinde Krefeld (18 oktober), de N.S. Kulturgemeinde Nordhausen (22 oktober); de Reichssender Berlin (26 oktober), de Deutsche Heimatschule Jena (2 november) en de N.S. Kulturgemeinde Marburg (6 november)Ga naar eindnoot23.. Een brief van 29 december vermeldt dat het Insel Verlag van juni tot oktober 1935 een optie op de filmrechten voor Pieter Breughel had toegestaan aan de Reichsfilmkammer.Ga naar eindnoot24. Natuurlijk betekende ‘N.S.’ in '35 en '36 nog niet wat het vandaag betekent, maar er was toch al een en ander gebeurd dat zelfs geheel aan de literatuur gewijde levens had kunnen schokken. Om bij Timmermans' eigen vak te blijven: de Gleichschaltung van de uitgeverijen was al bijna voltooid. Joodse uitgevers raakten hun bedrijf kwijt, moesten Duitsland verlaten. Hoe zou Timmermans gereageerd hebben als Insel een joodse zaak was geweest? Misschien zoals Gerard Walschap. Die had namelijk eerst een joodse uitgever, Jakob Hegner. Toen die man zijn bedrijf zag teloor gaan stapte Walschap gewoon over naar niet-joodse uitgevers: Diederichs en... Kippenberg.
Wat moest er gebeuren om Timmermans en Kippenberg duidelijk te maken met welk soort volk zij omgingen? In de nacht van 9 op 10 november 1938 had de tot dan toe verschrikkelijkste pogrom uit de Duitse geschiedenis plaats: volgens voorzichtige nazi-cijfersGa naar eindnoot25. werden er in die nacht, die de geschiedenis zou ingaan als de ‘Kristallnacht’, 815 winkels, 171 woonhuizen en 195 synagoges vernield. 36 joden, waaronder vrouwen en kinderen, kwamen om in het vuur of werden gedood toen ze trachtten te ontsnappen. Niets wijst erop dat Timmermans daarvoor zijn tournee onderbrak. In de winter van 1938-39 hield hij nog 80 lezingen, de meeste in Duitsland. Niet het Duitse fascisme, maar zijn wankele gezondheid bracht hem er tenslotte toe om op te houden met zijn Duitse reizen. In een brief van 23 maart 1939 schrijft Kippenberg aan mevrouw Timmermans dat hij haar man heeft aangeraden om voorlopig geen lezingen meer te geven, maar zich geheel aan zijn werk te wijden: ‘... het gedurige rondreizen dwingt (...) tot een onregelmatige en gedeeltelijk zeer ongezonde levenswijze’.Ga naar eindnoot26. De documenten in het Insel-Archief worden vanaf januari 1938 bijzonder schaars en ze laten niet toe om precies te bepalen of het uitbreken van de oorlog Kippenberg uiteindelijk toch van zijn ‘pragmatische’ koers heeft | |
[pagina 440]
| |
gebracht. De weinige stukken die voorhanden zijn, doen vermoeden van niet. We hadden het er al over dat Kippenberg (en Timmermans en Ernest Claes) aanwezig waren op het ‘Dichtertreffen’ in Weimar, toen Hans Carossa daar zeer tegen zijn zin tot voorzitter van de Europäische Schriftstellerverein werd verkozen. Misschien heeft Timmermans ook met Kippenberg overlegd of hij de Rembrandtprijs zou aanvaarden of niet. Maar stukken daarover zijn niet bewaard. In 1943 verscheen in België een speciale ‘Wehrmachtsausgabe’ van Pallieter, een ‘einmalige Sonderauflage für die Frontbuchhandlungen in Belgien und Nord-Frankreich’. Dat gebeurde met toestemming van het Insel-Verlag, waarvan het copyright duidelijk vermeld werdGa naar eindnoot27.. Pallieter was overigens niet het enige Vlaamse Insel-boek dat de Duitse legeroverheid geschikt vond als lectuur voor de soldaten. Ook De Witte werd uitgebracht in zo'n editie, maar dat had men kunnen verwachten. Verrassender is dat ook twee boeken van Gerard Walschap als ‘Wehrmachtsausgabe’ verschenen zijn: Trouwen en Houtekiet.Ga naar eindnoot28. Het bombardement van december 1943 schakelde het Insel-Verlag niet langer dan een paar maanden uit. In februari 1944 schrijft Kippenberg dat de wederopbouw ‘krachtig’ begonnen isGa naar eindnoot29.. Het eerste boek dat de uitgeverij weer kon versturen na de vernieling van het Verlagshaus was ‘de nieuwe roman’ van Felix Timmermans (vermoedelijk De Familie Hernat, waarvan 5000 exemplaren verbrand waren tijdens het bombardement). De zakelijke onverstoorbaarheid van Kippenberg en Timmermans krijgt iets onwezenlijks als je leest dat ze in maart en april 1944 nog onderhandelden over de verkoop van de filmrechten voor Beim Krabbenkocher. ‘Als men het nagaat is er van Krabbenkoker een heel schoone, tragi-comische film te maken’, schrijft Timmermans op 27 maart 1944. De wereld stond in brand, de slag om Stalingrad lag al meer dan een jaar achter de rug, maar Kippenberg en Timmermans verkochten filmrechten aan de UFA. Op 22 juni 1944 (16 dagen na D-Day) deelde het Insel-verlag dan mee dat de verfilming onverwacht niet kon doorgaan: ‘... bij de film moet men rekening houden met verrassingen’.Ga naar eindnoot30. Een ding was na januari 33 wel grondig veranderd in Timmermans' relatie tot Duitsland. De nazi's voerden al heel snel na de machtsovername een zgn. ‘deviezencontigentering’ in, d.w.z. de uitvoer van Rijksmarken werd voortaan nog maar met mondjesmaat en volgens bepaalde regels toegestaan. Timmermans kreegt zijn marken dus niet meer thuisbesteld. Zijn auteursrechten en honoraria voor lezingen moesten van nu af aan in Duitsland zelf besteed worden. Mark Tralbaut, een van de ijverigste Timmermans-hagiografen, noteerde uit de mond van Timmermans zelf dat hij ‘slechts een enkele keer en dan nog zelfs een niet eens noemenswaardig bedrag aan percenten op boekenverkoop en honoraria van causeries uitgekeerd kreeg’Ga naar eindnoot31.. Maar de archiefstukken spreken dat tegen. De handige Kippenberg kon het op een akkoordje gooien met de ‘Devisenstelle’. Op 19 september 1935 meldde Insel dat tot 600 mark per maand naar België mocht overgeschreven worden. Dat was ongetwijfeld maar een deel van wat Timmermans te goed had. Het was ook een overeenkomst die elke maand kon afgebroken worden. In 1936 is er al sprake van een ‘Sperrkonto’. Hoe dan ook, een belangrijk deel van Timmermans inkomsten bleef in Duitsland geblokkeerd. Wat er met al dat geld gebeurde is niet duidelijk. Aan Tralbaut zei Timmermans: ‘... veel valt er (...) niet te verhapzakken. Er is al geen overvloed. En aan de grens kunt ge hoogstens maar eens een kleinigheidje meebrengen. Een koppel sigaren of zo’Ga naar eindnoot32.. Het feit dat Timmermans voortaan over duizenden al dan niet geïnvesteerde marken beschikte in Duitsland zelf, zal niet bijgedragen hebben tot het versterken van kritische reflexen tegenover het regime. Timmermans had letterlijk zeer veel te verliezen in Duitsland. Kippenberg, Timmermans en de nazi's duldden mekaar, gebruiken mekaar. Zoveel is duidelijk. Maar hebben Kippenberg en | |
[pagina 441]
| |
Timmermans ooit echt ingespeeld op de wensen en ideeën van de nationaal-socialisten? Dat valt moeilijk uit te maken aan de hand van de beschikbare stukken. Het Inselarchief bevat maar heel weinig stukken die over de inhoud van Timmermans' boeken gaan. Maar de paar die er zijn leveren toch interessante informatie op.
In het voorjaar van 1935 kreeg Insel een brief toegestuurd van de Duitse heimatdichter en Timmermans-bewonderaar Adolf von Hatzfeld. Die drong er met verwijzing naar een gesprek met Timmermans op aan dat de oude Boudewijn uit de kast zou worden gehaald en vertaald in het Duits. Voor het Insel-Verlag antwoordde Peter Mertens (Timmermans' vaste contactman en vertaler in Leipzig; een Vlaming die hem altijd in het Duits schreef) vrij scherp dat er geen sprake van kon zijn. Jaar na jaar was er nieuw werk van Timmermans op de markt gebracht, schrijft Mertens, ‘... waarmee de interesse van het publiek al zwaar op de proef gesteld was’ (...) ‘... we vinden het ondraaglijk om tussendoor nog een ouder en in literair opzicht bepaald niet wezenlijk werk te brengen.’ Kippenberg en Mertens hanteerden dus ‘puur literaire’ criteria. Ze hadden de politieke streng in 1918 doorgeknipt en kwamen niet terug op die beslissing. Ook Timmermans' antwoord op deze brief is relevant. Hij haastte zich om zijn vertrouwen in Insel en Mertens uit te spreken: ‘... ik volg maar één raad en dat is de uwe’ en verklaarde dan waarom hij had voorgesteld om Boudewijn in het Duits te laten verschijnen: ‘Ik heb het u alleen voorgesteld nadat den Heer von Hazfeld (sic) mij gezegd had dat dit boek een schlager in 't huidige Duitschland zou zijn.’Ga naar eindnoot33. Timmermans zag ‘'t huidige Duitschland’ (dat van 1935) dus niet als een land van vele nieuwe verboden, maar ook als een veld van nieuwe mogelijkheden. Dat hij die nieuwe mogelijkheden ook bewust heeft aangeboord, blijkt niet zondermeer uit de archiefstukken. Maar het valt wel op dat Timmermans' grootste werk uit de jaren dertig, Boerenpsalm (van 1935, Duitse vertaling 1936)Ga naar voetnoot* bijzonder ‘zeitgemäss’ was. De nazi's voerden namelijk naast het verbranden van boeken en het broodroven, respectievelijk opsluiten en doodslaan van joodse en andere ‘schadelijke’ schrijvers ook nog een positieve literatuurpolitiek. Zo spande o.a. de ‘Parteiamtliche Prüfungskommision’ zich geweldig in om de rein-Duitse literatuur te bevorderen. Daartoe behoorden zeker ook veel van de boerenromans- en theaterstukken die rond deze tijd in Duitsland verschenen. Boerenpsalm was goed op zijn plaats tussen titels als Rufe der Erde, Mensch und Scholle, Kampf um den Boden, Bauern und Gebete enz. Het vreemde en tegelijk grappige is nu dat Kippenberg uitgerekend voor deze bij-detijdse uitgave (lichtjes) op de vingers werd getikt. Het protest kwam niet van de Reichsschrifttumskammer, maar van de Wirtschafpolitische Abteilung van I.G. Farben. Die was het opgevallen dat boer Wortel zich in hoofdstuk III tot de biologisch-dynamische teeltwijze bekent. Het rode potlood van I.G. Farben, zelf producent van kunstmest, had volgende passage aangestreept: ‘Natuur, geen zwelpoeders! En laat mijn patatten dan wat kleiner vallen dan die van den Ossekop, ik heb ze toch eerlijk uit den grond gehaald zonder trukken en zonder vergif. Dat is ook een plezier, en ik weet ze zijn beter, gezonder en met meer hart. Ik lach met hunnen chimiek.’Ga naar eindnoot34. Die laatste zin luidt in het Duits: ‘Ich mag von ihrem Dünger nichts wissen.’ Die ‘hun’ was bij I.G. Farben in het verkeerde keelgat geschoten. Na veel verontschuldigingen komt de ‘Wirtschaftpolitische Abteilung’ tot de kern van de zaak: de passage paste niet in de ‘huidige verhoudingen’ in Duitsland. Kippenberg wordt vriendelijk verzocht ze ‘aus zu merzen’, samen met de zinnen waarin Wortel uitlegt dat hij zich bij het zaaien naar de stand van de maan richt. Kippenberg antwoordde uitvoerig. Timmermans schrijft niet over Duitsland, zegt hij o.a., maar over Vlaanderen. Het boek gaat | |
[pagina 442]
| |
ook niet over boeren maar over de Eeuwige Boer en die moet met zijn ideaal van het leven met de eeuwige natuurlijke kringloop der dingen laten. De Duitse Rijksboerenstand (Reichsnährstand) zal daar niet onder lijden. Dan formuleert hij een compromis: passages over het zaaien volgens de maankalender wil hij niet schrappen. Dat doen ze in Vlaanderen nu eenmaal zo. Maar ‘Natuur, geen zwelpoeders!’ en ‘Ik lach met hunnen chimiek’ belooft hij bij de eerstvolgende druk weg te laten.Ga naar eindnoot35. En daarmee werd het incident gesloten. Twee zinnen. Meer heeft de Goede Fee nooit moeten offeren aan het Bruine Beest. Timmermans' relatie met Kippenberg was waarschijnlijk wel de belangrijkste band met Duitsland. Maar het was niet de enige band. Er was bijvoorbeeld ook de relatie met Von Hatzfeld, die al eerder in dit verhaal opdook. En er was de relatie met de protestantse dichter Rudolf Alexander Schröder. Timmermans kende Schröder al van tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen hij een fragment van Pallieter vertaalde en publiceerde in de Illustrierte Zeitung Flandern. Tijdens de nazi-tijd nam Schröder een hoogst merkwaardige positie in. Vanaf 1937 werd het grootste gedeelte van zijn werk tot verboden lectuur verklaard. Maar een van zijn ‘gedichten’, de ‘Deutsche Schwur’, behoorde tot de belangrijkste teksten van de nazi-beweging en werd telkens opnieuw gebruikt bij de nazi-rituelen. Wat er ook van zij, in 1938, toen Schröder al lang ‘verbrand’ was, leverde Timmermans (en ook Vermeylen) een bijdrage tot een ‘Festschrift’ n.a.v. Schröders zestigste verjaardag. Misschien was Timmermans houding t.o.v. Duitsland toch wel ingewikkelder dan het op het eerste gezicht lijkt. Maar om daar het fijne van te weten zullen we inderdaad moeten wachten tot de familie Timmermans de moed heeft om de ‘rommelkas’ van Felix helemaal open te maken. Ga naar eindnoot* |
|