nog meer? Ik ontwierp een microscopische dierentuin, en een toestel om hersens mee te prikkelen. Ik schreef een boekje, onder aanmoediging van mijn slapie Buwalda, waaraan ik regel na regel werkte onder de mars naar de droogdokken en terug. Het heette, natuurlijk, Tineke. Dan waren er wat bomen in Tjilatjap, en wat barakken in Japan, om na te tekenen, en dan waren er wat vliegen in de modder van Osaka die ik niet begreep. Maar toen ik bevrijd was en naar Holland zou gaan, en in Amerika bleef steken, was ik alweer niet van plan met mijn biologie door te gaan, tot een oom van mij een baan voor mij vond. En sindsdien ben ik toch wel vooral een bioloog, al werkte ik voornamelijk in ziekenhuizen. Wat ik dus verder vertel, heeft van al dat verleden iets, en hangt dus samen omdat ik het ben die vertelt, zoals alles wat iedereen doet samenhangt omdat de hele mensheid daarin iets vertelt, ook al luistert niets of niemand.
Ik leef altijd met mijzelf samen, en probeer iets van dat lichaam te begrijpen. Als ik merk adem te halen, denk ik soms: de Natuur probeert mij weer eens te laten begrijpen wat dat is, ademhalen. En alleen omdat ik dan alweer zak voor dat kleine examen, moet ik het weer over doen, meer dan een dozijn keren per minuut. En mijn hartslag, die is nog moeilijker. Hoe scherper je die eenvoudige levenstekens onderzoekt, hoe ingewikkelder hun grondslagen, en daarvan weer de grondslagen, blijken te zijn.
Ik heb destijds een eenvoudige proef bedacht die ik nooit heb uitgevoerd. Stel je voor dat ik in een vleesmolen stap, en mij fijnmaal, maar de molen heeft maar een enkele opening en die is maar een tienduizendste millimeter hoog en een tweeduizendste millimeter breed. Dan kom ik daar als een draad uit die zo lang is dat hij drie duizend keer om de aarde kan, maar in die draad zit nog heel veel structuur waar ieder die met een elektronenmicroscoop de draad langs ziet komen, naar zou kunnen kijken.
Als we van het kleinste in ons naar het grootste kijken, moeten we beginnen met de loopbanen van elektronen zoals die door naburige atomen worden beïnvloed, en die loopbanen zijn al te ingewikkeld om te berekenen. Stel je nu voor dat ik met een vinger naar je wijs en je hebt een volmaakt oog dat niet knippert maar scherp blijft kijken al raak ik het aan, dan zie je mij in perspectief van elektronen in de top van mijn vinger tot, ver weg, mijn geheel. Dan lijkt het of de wildste activiteit in die elektronen vlakbij heerst, terwijl ik in de verte niets zit te doen, en buiten is het helemaal doodstil. Dat lijkt natuurlijk maar zo: overal zijn de elektronen even hard bezig, maar gelukkig zien we dat niet zo scherp, en de verte lijkt vredig. Daarom, geloof ik, beklimmen we bergen: niet om meer te zien maar om minder te zien.
Op dat zelfportret zie je dat de elektronen in atomen bewegen, en de atomen in moleculen, vaak lange die op en in en tussen de bloedvaten in mijn vinger leven. Mijn gebied is speciaal die lange moleculen: eiwitten.
Een eiwit is een keten van schakels, die aminozuren heten, en waarvan we er ongeveer 20 verschillende kunnen gebruiken om een eiwit mee te ‘spellen’. Eiwitten lijken dus op woorden, meestal woorden van honderden letters. Een enkele lus van zo'n eiwit laat zien in modellen hoe veranderlijk de keten is. De ‘betekenis van het woord’ hangt af van de manier waarop het zich opkrult: vaak onzinnig als het in rust is, of als het voor onze analyse uitgerekt wordt, is de ware betekenis (de activiteit) van het eiwitmolecule pas langs het gekrulde oppervlak leesbaar voor andere moleculen onder bepaalde omstandigheden.
Ik heb uitgerekend dat we, om alle eiwitmoleculen in hun onderling verband te lezen met een meer dan gewone leessnelheid, ongeveer tien miljoen jaren nodig hebben voor het lezen (en misschien niet eens begrijpen) van een enkele seconde uit je leven: we zouden in het stenen tijdperk moeten beginnen.
Bovendien hebben eiwitten de neiging om aan oppervlakken vast te plakken, waardoor ze veranderen en soms op elkaar reageren - net als woorden die geschreven willen worden, en waarvan de betekenis afhangt van de samenhang. Het hele leven is dus als