de. Na de opheffing is Bok de literatuurgeschiedenis ingegaan. Welk effect heeft het geressorteerd? Bok was fel, agressief, omstreden, het verwekte veel deining in de Vlaamse literatuur, het maakte heel wat los in het ingedommelde letterland. Zo wil de literatuurgeschiedschrijving het nu. Het kon dus op de waardering rekenen van al wie de Vlaamse literatuur (echt) ter harte nam. In Merlyn (november 1963) schreef J.J. Oversteegen: ‘Ieder nummer van het blad is een reeks knuppels in het hoenderhok, en in landen waar het literaire (sic) leven door gezapigheid bedreigd wordt, is de knuppel per definitie sympathieker dan de hoenderen.’ Bok was de gangmaker van wat men de gestencilde revolutie is gaan noemen, een resem ‘polemische zelf-bouwtijdschriften’ als Mep, Daele, Totems/Schrift, Heibel, Yang, en Nul. Met Paul van Aken, van wie een grondige studie over deze ‘ondergrondse beweging waarin boze jongens front vormen’ aangekondigd is, kan men aannemen dat de marginale, soms ludieke, soms venijnige luidruchtigheid van de gestencilde revolutie een positieve rol gespeeld heeft in de Vlaamse literatuur. Doelgerichte polemische bedrijvigheid heeft inderdaad een zuiverend effect, er wordt gesaneerd, vanzelfsprekendheden worden afgebroken, en een nieuwe, jongere generatie verwerft recht van spreken. Ook al ‘zouden heel wat gestencilde-revolutieprofeten uiteindelijk onschadelijk worden gemaakt’, in Bok c.s. hebben een aantal jongeren lucht kunnen geven aan hun ontevredenheid. Het generatieconflict werd erin uitgevochten, en een aanvang werd gemaakt met de legitimatie van nieuwe, andere schrifturen, die b.v. in Komma uitgewerkt zouden
worden. Auteurs als Boon, Claus, René Gysen, Ivo Michiels, C.C. Krijgelmans kregen de aandacht en de publikatieruimte die hen toekwam. Je zou wel kunnen stellen dat Bok zijn literairhistorische overleving en zijn bijna legendarische statuut posthuum te danken heeft aan het feit dat het net op tijd opgeheven werd, op het moment namelijk dat het zijn functie van stout generatietijdschrift vervuld had en de fakkel aan anderen kon doorgeven. Heeft heimwee naar zijn rellerige dagen Weverbergh ertoe aangezet de oude Bok uit de sloot te halen? Of zijn Teirlinck, Roelants en Streuvels uit hun graf verrezen en dienen zij, of hun clonen, er onverijld weer in gescholden te worden? Of staat er een nieuwe generatie schrijvers ongedurig te trappelen om schoon schip te maken met de ouden en de officiëlen, en om zelf de lakens te gaan uitdelen? Of zijn er nog steeds literaire misstanden die aangeklaagd dienen te worden? Of moet er dringend wat meer leven in de brouwerij komen? Een goede polemiek staat immers borg voor heel wat leute en verbaal krachtsvertoon.
Ik maak mij sterk dat Weverberghs ontslag bij Manteau en de perikelen rond Houtekiet/H er voor iets tussen zitten. Akkoord, er wordt nauwelijks over deze zaak gerept in BOKelf. Laten we het zo stellen: voor H biedt BOKelf een gedroomde kans om zich als strijdvaardige, dynamische uitgeverij te profileren en als dusdanig in de pers te komen. Vandaar: BOKelf is een stunt.
Dat neemt overigens natuurlijk niet weg dat er inderdaad nog heel wat aangeklaagd dient te worden, en dat er wat meer leven in de brouwerij mag komen. BOKelf echter heeft met Bok weinig meer te maken dan de naam, de polemische instelling en Weverberghs voorkeur voor paars. Met de boekwording van Bok is de gestencilde subversiviteit een mythe geworden. De onmiddellijke punchkracht die van een tijdschrift, een pamflet of een column kan uitgaan, zoek je vergeefs in een boek dat keurig een aantal polemische opstellen bevat. De positieve vooringenomenheid waarmee je dit boek ter hand neemt, - je verkneukelt je op voorhand omdat het er hard aan zal toegaan, de spitsvondige invectieven zullen niet van de lucht zijn, er kan gelachen worden, en misschien vloeit er zelfs bloed - maakt al snel plaats voor onbehagen en verveeld geeuwen. Het is teveel, het is te voorspelbaar. Is het dat maar, vraag je je af. BOKelf is flauw. Ik denk dat vooral de formule fout is, de boekvorm, de vooropgezetheid, de verschillende auteurs die, hoe terecht ook, hun particuliere gal komen spu-