van zijn vrouw, met wie hij blijkbaar een slechte relatie had (hij wilde scheiden, maar zij niet). Bovendien verbleef hij in Rome in het charmante (maar geheime) gezelschap van zijn zogenaamde assistente - in werkelijkheid zijn minnares -, de schatrijke Chantal Meeganck. Kremer heeft tevens een overdreven moederbinding, terwijl hij, als dokter, altijd in de schaduw van zijn beroemde, maar veeleisende vader heeft gewerkt. Hij heeft psychopatische woedeaanvallen, en natuurlijk is zijn geest ook misvormd door zijn strenge opvoeding bij de jezuïeten. Het wordt zo stilaan allemaal nogal voorspelbaar bij Geeraerts, net zoals zijn bijna obligate scheldpartijen op al wat politiek rechts en Belgisch is. Ook al heeft hij in veel gevallen misschien gelijk; zijn kritiek bevat nog weinig nieuws en is verpakt in een taaltje dat werkelijk bol staat van de linkse clichés, zoals in: ‘ons land lijdt de laatste jaren trouwens aan een christo-liberaal syndroom, waarin de repressieve tolerantie hoogtij viert’ (p. 243), en in België heeft men geprobeerd ‘de openbare opinie stelselmatig via georchestreerde desinformatie, welwillend te stemmen voor de pro-Amerikaanse regeringspolitiek inzake bewapening en neoliberale hybris betreffende markteconomie. Alles met de uiteindelijke bedoeling via een asociaal beleid de solidariteit tussen de arbeiders te ondermijnen die toch maar crypto-communisten zijn’ (p. 249). Wat een mondvol, en als analyse van de huidige sociaal-politieke situatie nogal gemakkelijk en vrijblijvend, vind ik. De maatschappijkritiek is hier trouwens geen fundamenteel onderdeel van de tekst, zoals in De zaak Alzheimer, maar wordt er als het ware bijgesleurd via conversaties en losse bedenkingen tijdens het aperitief of aan tafel. Even wordt er wel een interessant punt aangeraakt, wanneer wordt gesteld dat criminaliteit steeds vaker is terug te vinden in de meer intellectuele laag van de bevolking.
In scherp contrast met de vele hoogdravende uitspraken over politiek, staan de dialecten die Geeraerts zijn personages laat spreken: Antwerps, Booms en zelfs ‘Vlaams’ met een Frans accent, een techniek die hij al in vroegere romans heeft toegepast.
In de loop van het verhaal, dat overigens vlot leest en waarin de soms storende noten en technische uitweidingen ditmaal achterwege zijn gebleven, slaagt Kremer erin, met de hulp van een corrupte magistraat, die lid is van de loge, het gerecht op een dwaalspoor te brengen. Hij heeft bovendien een plan uitgewerkt (dat hier evenwel niet wordt verraden), dat extra belastend is voor een onschuldige. Geeraerts levert hierbij, in tegenstelling tot De trap, alle gegevens die het de lezer moeten mogelijk maken het afleidingsmaneuver te doorzien, maar mijns inziens geeft hij bepaalde elementen te vroeg prijs (nl. in verband met de dodelijke spuit, respectievelijk op de pp. 112 en 137), waardoor men de ware toedracht reeds met vrij grote zekerheid kan vermoeden. En we zijn nog niet halfweg het boek!
Het Rome-hoofdstuk (deel 2) levert, naast bezwarend bewijsmateriaal, ook heel wat bladzijden vol exquise zinnelijke verfijning op, die niet altijd even goed te rijmen zijn met de linkse sympathieën van Vincke. Waarmee ik niet bedoel dat socialisten of communisten niet in staat zouden zijn een verfijnd leven te leiden, waarin goede smaak en beschaafde genietingen een belangrijke plaats innemen. Maar, wat te denken van iemand als Vincke, die zich kleedt in dure Lacoste-sweaters en die in een ‘prachtige villa’ woont die wordt verlicht met halogeen-schijnwerpers en beveiligd met een automatisch hek? ‘De salon (...) was ruim en wit: hoogpolig vast tapijt, moderne leren zitbanken in hoefijzervorm rond een centrale open haard, een reusachtige palm, een bronzen sculptuur van Roel D'Haese, moderne gravures aan de wanden, zijden gordijnen halfdicht geschoven voor een glazen wand die uitzicht bood op een helverlicht gazon met hier en daar een rotsblok. Daarachter een dicht dennenbos.’ (p. 68). En in huize Vincke komen blijkbaar alleen maar oesters, gerookte zalm, wijn en whisky in kristallen glazen, en pigeon de Bresse met sherry- en muskaatdruivensaus op tafel. Wat een oase van rust en