Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 132(1987)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Frans Depeuter Het erf De grond ligt braak. Op kavels en percelen tiert nu het onkruid: dolik, distel, hondsdraf. De aren zijn geteld. De dood brak af wat hij al stervend nog wou verder telen. Het erf dat hij gewon, valt weer in delen uit elkaar. Het huis drijft langzaam af. Wat zin door hem verwierf en zin hem gaf, kan zinloosheid niet langer meer verhelen. Alleen het graf nog, twee kubieke meter aarde die zijn lichaam kneden tot hij weer zand wordt, identiek aan 't ander zand dat in hem is gegleden. Nog even houdt hij stand in statistieken. Dan wordt hij bijgezet in 't dood verleden. [pagina 9] [p. 9] Vader Zo zit hij daar. Tot in zijn zachtste klieren is hij van pijn en sterfte reeds doordrongen, er dringt nog lucht in zijn vernauwde longen, er stroomt nog water door zijn blaas en nieren. Het melkzuur stapelt zich al in de spieren, de taal is weer naar 't midden- rif gesprongen. Hij luistert somber en ineengedrongen naar 't verre schreeuwen van gevelde dieren. Ik weet niet meer hoe ik hem noemen moet, hij is 't omhulsel nog van wat ik minde, alleen nog vlees en been en 't duister bloed, dat straks opnieuw tot water zal ontbinden. De lauwe angst die in mijn aders wroet, kon ook in hem geen weerwoord vinden. Vorige Volgende