zekere Gerard Coppens, die hij in zijn jeugd heeft gekend. De half zwakzinnige Gerard was ooit een held in Jaaks ogen, vooral omdat hij het aandurfde met zijn blote handen ratten te vangen en dood te knijpen. Zelf vindt Jaak dat ratten griezelig veel op mensen lijken, en als hij voor zijn raam staat uit te kijken over de rivieroever en de sluizen, vergelijkt hij de arbeiders die daar werken met ratten. De reden van Gerards komst wordt stilaan duidelijk: hij heeft werk gevonden op de sluizen, en wil nu met zijn ouders wat dichter komen wonen. In een bui van jeugdsentiment stelt Jaak voor dat ze buren zouden worden. Hij zal er zelfs voor zorgen dat ze vlug aan een bouwvergunning geraken, iets wat hij later nog vaak zal betreuren.
Hoofdstuk twee is gedateerd op 14 mei 1983, en de relatie met de buren blijkt inmiddels al flink verzuurd te zijn. De zwakzinnigheid van Gerard is nog toegenomen, en zijn moeder, Maria, lijkt wel helemaal gek. Zijn vader, Henri, is stervende. De hulp die Jaak en zijn vrouw al meermaals hebben aangeboden, wordt telkens brutaal afgewezen. Erger nog, Maria ontzegt hun zelfs de toegang tot het huis en vermijdt zoveel mogelijk iedere omgang met mensen. Maar als er op een dag een onverdraaglijke stank uit het huis van de familie Coppens komt (veroorzaakt door een hond die door Gerard werd doodgeslagen, maar dat weet Jaak niet), besluit Tantasis toch maar eens te gaan informeren. Het komt echter tot een geweldige ruzie, die het begin zal zijn van een hele reeks pesterijen. De climax wordt bereikt na de dood van Henri, want vanaf dan gaat het met Maria steeds slechter. Ze drinkt de hele dag, verwaarloost haar huis, verbiedt Jaak nog één voet op haar grond te zetten, veroorzaakt opzettelijk allerlei hinderlijk lawaai, vernielt de planten in haar eigen tuin, en eist dat Jaak zijn twee mooie populieren omhakt omdat ze niet op de reglementaire afstand van de scheidingslijn staan. De hele zaak komt ten slotte voor de vrederechter, die de wet toepast en Tantasis in het ongelijk stelt: de bomen moeten weg. Willy Spillebeen toont hier goed aan hoe een dramatische burenruzie opeens kleinburgerlijk en zelfs belachelijk dreigt te worden wanneer ze voor een rechtbank in woorden moet worden beschreven. En we krijgen eveneens te zien wat er gebeurt als de sociale functie van de taal wegvalt. Maria kan immers nog maar aan één ding denken, namelijk vendetta totterdood! Haar conversatie met Gerard beperkt zich tot enkele gebrekkige gesprekken en zinnen, en met de buitenwereld heeft ze praktisch alle contact verloren. Haar haat tegen Jaak wordt eigenlijk ingegeven door een diep gevoel van onrechtvaardigheid. Zij kan de gedachte niet verdragen dat de ene mens
meer geluk in het leven heeft dan de andere, en daarom wil ze zich wreken op Tantasis, ‘de buurman die er welgedaan en gelukkig uitziet’ (p. 104). Ze gaat hierin zelfs zo ver dat ze op een dag besluit om Jaak te doden. Gerard zal dat uiteindelijk beletten door hààr te doden. Maar om deze daad te verklaren moet er eerst wat meer worden verteld over de vreemde moeder-zoonrelatie.
Want naast de strijd om het natuurlijke territorium, is er in het boek nog een ander conflict aan de gang dat draait rondom wat ik zou willen noemen het psychologische territorium. De verhouding tussen moeder en zoon is namelijk zeer incestueus. Als kleine jongen lag Gerard maar al te graag bij haar in bed, en ook nadat hij volwassen is geworden blijft de moeder een grote invloed op hem uitoefenen. Gerard is alleen maar getrouwd omdat zijn vrouw aanvankelijk op zijn moeder geleek, en in stilte hoopt hij dat zijn vader, die eigenlijk zijn echte vader niet is, spoedig zal sterven, want ‘dan zal hij moeder helemaal voor zichzelf alleen hebben en dan zal hij nooit meer naar zijn vrouw terugkeren’ (p. 44). Maria doet ook helemaal niets om deze incestueuze verhouding te beëindigen, integendeel. Zij wil Gerard immers zo lang mogelijk gebruiken om zich op haar onmiddellijke omgeving te wreken. Gerard zelf denkt bij het zien van zijn moeder echter steeds meer aan een rat, en precies op het ogenblik dat zij hem dwingt Jaak neer te schieten, ervaart Gerard deze identificatie ook als een bedreiging. In plaats van Tanta-