Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 131(1986)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 484] [p. 484] Pieter G. Buckinx Gedichten Gebedswake voor Tharcisia ‘Hij wacht op de andere oever.’ In de bedwelmende geur van april ontwaakten de nachtegalen in de kloostertuin aan de Rolleweg. Ik hoorde U moeizaam ademhalen in de nacht. Wie rende U achterna Tharcisia, onhoorbaar maar reeds zichtbaar in de spiegels van de ruimte? Een witte vlag bewoog nog even: een glimlach boven het witte laken van de slaap. Wie sluierde uw ogen? Een teken aan de wand? Zijt gij plots weggevlogen om ons de weg te wijzen voorbij het azalearood ginds aan de overkant? Ach, al de seizoenen herleven in de bloemen en tranen van de geliefden. [pagina 485] [p. 485] Blijdschap Brugse kant Blijdschap: Brugse kant gesponnen uit blauwe meisjesogen. Klokkenglinsteringen over de stad. De nagelangst voor naalden en getallen is uitgewist, maar de woorden die zij neerschreef in geheimschrift blijven leven en fonkelen als zomerschelpen. Zij streelde de woorden waarin zij kon wegvluchten en bidden als de novembermist haar bedreigde en bedroefde. Dan ontstaken de woorden feestelijke vuren, kinderdansen en bruiloftsklanken op het orgel van de ziel. Wie zal nu de klokken luiden voor het morgengebed en wie zal het orgel bespelen als het brood gebroken wordt? [pagina 486] [p. 486] Het langzaam ademhalen Het langzaam ademhalen in de nacht. Uw handen worden helder en doorzichtig als kristal. Uw lichaam zal gezegend worden in een wit onschuldig laken voor de laatste glimlach en de vleugels van de slaap. Dan zal het zingen hoorbaar worden van vogels in de verborgen sneeuwbloesems van uw kindertijd. Al de seizoenen herleven in de bloemen en tranen van de geliefden. [pagina 487] [p. 487] Geen mist meer Geen mist meer in de verte. Witte vogels zweven voorbij over de rotsblokken naar de Dorische zuilen aan de overzij waar de duisternis helderheid is en de stilte eeuwigheid. Vaarwel, gesluierde bloesem, zon en papavergloed. Er zijn geen woorden meer om te bidden en te zeggen hoe zeer het doet. [pagina 488] [p. 488] Een druppel dauw Een droppel dauw op de wimpers van het wolgras in de tuin: een lang vergeten traan, een teruggevonden traan waarin het verleden vereeuwigd wordt. Midden de madelieven ontwaakten de Paasbloemen en de cyclamen en de rozen en de klaroenen van het zomerfeest. Nu is het zweven begonnen boven de sluiers van de wolken in het droomgeworden licht van het geboorteland, en het zingen is hoorbaar geworden in de koelte van wit marmer. Gij zijt niet meer hier. De poort staat open op de nacht, maar wij waken en houden de wacht. [pagina 489] [p. 489] Twijfelkoorts Orpheus, breek op het orgelpunt mijn twijfelkoorts en trots, scheur uit mij weg wat mij verlamt het blinde schrikbewind dat uit de zure regen viel en door het duister van mijn winter vlamt, dat mij doorknaagt in merg en bloed en in de prinselijke luister van mijn ziel. Ik hoor uw stem, Tharcisia, het orgel ruist, gij zingt: dankbaar zijn voor de scherven verdriet, voor de brokstukken pijn. Niets is vergeefs geweest, slapen, inslapen voor immer is eeuwig zijn. [pagina 490] [p. 490] Bewaar het lichaam zonder schade Zij wilde zalig worden aan zijn schouder en droomde het volmaakt gedicht dat hier op aarde nooit geschreven werd. Een blauwe regen waait nu langs haar graf dat straks met maagdelijke sneeuw wordt toegedekt. Gewijde grond, voortijdige genade, bewaar haar lichaam zonder schade, tot zij, de jongste dag, voorgoed wordt opgewekt. Vorige Volgende