Hugo Brems
Kroniek
Lijnen en schaduwplekken
Ook al weer een jaar geleden verschenen in de serie ‘De golfbreker’ van Uitg. Lannoo twee bundels die uiteenlopende aspecten tonen van een poëtische traditie die in grote trekken toch dezelfde is. Het gaat om Aardewerk van Hubert van Herreweghen en Als in een zwijgend laken van Jo Gisekin.
Het is een klassieke poëzietraditie, die gericht is op het vormelijk uitdrukken, beheersen en overstijgen van gevoelens, ervaringen, inzichten. Eén die de taal hanteert en beteugelt zonder haar de vrije loop te laten. Maar daarbinnen is nog ruimte genoeg voor zeer diverse resultaten. Zeker wanneer deze poëzie beoefend wordt door zo uiteenlopende temperamenten als Gisekin en Van Herreweghen.
Jo Gisekin noemt haar bundel in ondertitel ‘Gedichten over liefde’. Het zijn mijmeringen over de grenzen en de grenzeloosheid, over de verrukkingen en de frustraties van een huwelijk, gezien en beleefd vanuit het perspectief van de vrouw, die tegelijk moeder is.
Eén van de grootste verdiensten van de bundel ligt precies in de delicate wijze waarop die wisselingen, die contradicties en paradoxen van de liefde erin naar voren komen. Er is matheid en er is jubel, maar er is vooral het verglijden van stemmingsnuances, van tonen en schakeringen.
Dat is goed en gevaarlijk. Goed omdat de onechte extremen erdoor vermeden worden, die in literatuur toch altijd op de loer liggen: de dichter(es) die zich laat meeslepen door de zelfgecreëerde roes. Gevaarlijk omdat stemmingsnuances zich heel moeilijk schijnen te onderwerpen aan poëtische helderheid. Aan dat gevaar ontsnapt de poëzie van Jo Gisekin niet helemaal. Je komt dan als lezer terecht in grijzen, in schaduwvlekken, die doen denken aan wat er gebeurt in zwart/wit-reproducties van impressionistische schilderijen. Er is nog suggestie en vermoeden, maar de heldere precisie van wat toch onvatbaar blijft, is verdwenen. Het is een gevaar dat vooral schuilt in de opeenstapeling van natuurbeelden. Neem nu een nochtans bekoorlijke strofe als deze: