se oorlogsindustrie, door longtuberculose voor te wenden. Deze gebeurtenis heeft Lampo nu aangegrepen om een beeld op te hangen van de bezetting in België, maar ook om een liefdesgeschiedenis te ontwikkelen tussen de hoofdpersoon Hans Verstraten en zijn lerares Grieks Jolande Verlinden. Het feit alleen al dat de hoofdfiguur niet de naam van de auteur draagt, maakt het echter onmogelijk het boek als een echte autobiografie te lezen, al zal het dan ongetwijfeld autobiografische elementen bevatten.
De roman werd gestructureerd in de vorm van één grote flash-back. De bijna zestigjarige Hans kijkt terug op zijn leven tijdens de bezetting, en dit naar aanleiding van een vrij banaal voorval. Reeds in de Proloog wordt het duidelijk dat de synchroniciteit een belangrijke rol zal vervullen. Hans Verstraten, antiquair en weduwnaar, heeft tijdens een winters ritje autopech, en wordt daardoor verplicht wat tijd door te brengen in een herberg. Daar ontmoet hij toevallig een schoolkameraad van vroeger, die net op weg is naar de begrafenis van een oude lerares: Jolande Verlinden, bijgenaamd Mata-Hari. Hans, die zijn lerares, en zoals zal blijken tevens zijn geliefde, na al die jaren uit het oog was verloren, wordt nu opeens weer geconfronteerd met verre herinneringen. Lampo refereert hierbij aan de synchroniciteitsidee wanneer hij schrijft dat alles zijn gang gaat, ‘Tot er iets gebeurt, schijnbaar iets volkomen onbelangrijks dat er, aanvankelijk althans, geen rechtstreeks verband mee lijkt te houden maar dat niettemin alles opnieuw duidelijker, nabijer en beklemmender maakt.’ (p. 7). Bovendien stelt de ik-figuur zich voor ‘dat er tussen alles in het leven een onvatbare, als het ware ondergrondse samenhang bestaat.’ (p. 8). De eerste sneeuw van het jaar, die symbool is van zuiverheid en ongereptheid, zal in de roman optreden als een motieflijn en een bindend element tussen ogenschijnlijk van elkaar losstaande gebeurtenissen.
Een eerste maal begint het te sneeuwen tijdens de begrafenis van Jolande (p. 21); een voorval dat de herinnering aan haar nog intensifieert. Ook tijdens een vertrouwelijk en vrij intiem gesprek tussen de bijna achttienjarige Hans en zijn toenmalige lerares, was het immers plots gaan sneeuwen (p. 169), waardoor de sfeer heel melancholisch was geworden. Nadat de verbinding met het verleden opnieuw, en vrij onverwacht is gelegd, wordt het eigenlijke verhaal aangevat; de oorlog is aan volle gang en Hans houdt zich, samen met een paar vrienden, bezig met het schrijven, drukken en verspreiden van een ondergronds schoolblad. Tijdens een late tocht door de stad worden zij opgepakt en gecontroleerd door Feldgendarmen. Het loopt allemaal goed af, maar korte tijd nadien ontvangt Hans een oproep van het Arbeitsamt, waarin hij wordt opgeëist voor verplichte arbeid in Duitsland. De Feldgendarmen hadden een proces-verbaal opge-