| |
| |
| |
August Hans den Boef
Thomas Pynchon
De Amerikaan Thomas Pynchon is in zijn land een controversieel auteur. Lange tijd werd hij als een cult-writer afgeschilderd, die zijn lezers verdeelt in een kamp van enthousiaste bewonderaars die hem als de naoorlogse Joyce vereren en een ander dat zijn boeken vervelend en onleesbaar vindt. In de praktijk valt dit allemaal best mee: alle drie zijn romans zijn ooit bekroond en ze zijn ook alle in een courante pocket-editie te koop. Inmiddels is er ook een indrukwekkende plank secundaire literatuur aan het werk van Pynchon gewijd.
Een opvallend kenmerk van Pynchons boeken is het encyclopedische. Net als bij Joyce, Melville en Sterne, verschaffen zij een grote hoeveelheid gedetailleerde niet-literaire kennis. Bij Pynchon bestrijkt dit het terrein van de geschiedenis, de psychologie, de antropologie, de natuurwetenschappen en de popcultuur om enige voorbeelden te noemen. Op hetzelfde niveau ligt ook het gebruik van de vele talen die, bijvoorbeeld in Gravity's Rainbow (1973) voorkomen: Engels, Frans, Duits, Italiaans, Spaans, Middelnederlands, Latijn, Japans, Kirgies, Herero, plus enige Engelse en Amerikaanse dialecten. Evenals Joyce laat Pynchon zien hoezeer de beschikbare literaire vormen, conventies en stijlen ontoereikend zijn en zijn manier van schrijven is een continue verwerking, pastichering en dergelijke van die beschikbare erfenis. Dit spelelement heeft Pynchon niet slechts gemeen met Joyce, maar ook met John Barth, Jorge Luis Borges en Italo Calvino. In deze zin kan men hem als postmodernist beschouwen en dan een wel zeer extreme: in het construeren van een intertekst probeert hij niet meer op basis van het gebruikte bestaande materiaal een ‘nieuwe’ eenheid tot stand te brengen. De boeken eindigen open, de verwijzingen zijn niet altijd functioneel, soms zijn ze zelfs vervalst. Regelmatig benadrukt Pynchon het onechte van zijn werk, door de krankzinnige namen van zijn hoofdpersonen, door de absurde fantasieën.
Directe invloed onderging hij van zijn landgenoot William Gaddis. Diens roman The Recognitions (1955) heeft een structuur die vergelijkbaar is met die van Pynchons romans, bovendien spelen ze in een vergelijkbaar milieu. Andere invloeden die men pleegt aan te wijzen zijn die van de beats - door
| |
| |
de maatschappelijke randfiguren en de vele uit de hand gelopen feestjes - en van Joseph Heller, vanwege de zwarte humor. Een vergelijking met Herman Melville's Moby Dick lijkt me, gezien het grote verschil in tijd, niet zinvol. Dichter bij huis is John Dos Passos: in Manhattan Transfer vinden we ook een schijnbaar willekeurige montage van losse fragmenten, waarin telkens nieuwe personages opduiken. De chronologie lijkt het enige ordenende principe, maar toch komen in de loop van het boek de meeste lijnen - al is het terloops - bij elkaar. Tijdens het lezen van Manhattan Transfer bouwen we een verhaal op, bij Pynchon doen we dat schijnbaar. Elke keer dat we een aantal van zijn verhaalgegevens in elkaar kunnen passen, levert weer nieuwe vragen op. Nieuwe clous. ‘Wantrouw teksten’ zou als motto voor al Pynchons werk kunnen gelden.
Dit wantrouwen strekt zich uit tot het wereldbeeld van zijn personages: Hoe meer van een complot - in elke roman is er wel één - wordt onthuld, des te hulpelozer en geïsoleerder voelen zij zich. Pynchon laat hen door zijn teksten bewegen alsof zij deeltjes zijn, onderworpen aan natuurkundige processen. Het begrip entropie, afkomstig uit de thermodynamica, en ook gebruikt in de informatica - warmte stijgt altijd op, water zal altijd uit een lek stromen: het verval in alle natuurlijke processen verloopt identiek en onomkeerbaar - speelt niet alleen inhoudelijk een rol in Pynchons werk, het is er zelf een voorbeeld van. De samenleving in zijn boeken is chaotisch, de verstoring van de communicatie is er groot. Termen als ‘ruis’ en ‘verspilling’ kunnen worden toegepast op een groot deel van Pynchons roman-motieven.
Zijn boeken zijn lijvig: V. (1963) telt 500 pagina's en Gravity's Rainbow zelfs 800. Dat The crying of lot 49 (1966) bij lange na de 200 niet haalt, is er de oorzaak van dat het tot nu toe als enige in het Nederlands is vertaald (De veiling van nr. 49, 1978). Helaas kreeg het boek weinig aandacht. Een van de weinige recensenten volstond bovendien met het op smalende toon beschrijven van het materiaal dat de uitgever bij zijn exemplaar had verstrekt. Gelukkig zijn er sindsdien wel twee verhalen vertaald die van het begin van Pynchons carrière dateren (‘Entropy’ in Heibel en ‘Low-lands’ in Raster, respectievelijk 1980 en 1984). Goed nieuws is dat Slow Learner, de bundeling van zes van deze verhalen die vorig jaar verscheen, dit najaar bij Bert Bakker zal uitkomen. De verschijning van Slow Learner heeft trouwens tot enige verbazing geleid. Enerzijds omdat men altijd heeft aangenomen dat Pynchon zijn verhalen als vingeroefeningen voor het grotere werk afdeed en het wel prettig vond dat zij slechts met moeite in obscure tijdschriften op te sporen waren (al verschenen er tien jaar geleden in Engeland officieuze herdrukken). Anderzijds omdat Pynchon Slow Learner van een
| |
| |
inleiding heeft voorzien, waarin hij zijn jeugdwerk niet spaart en iets onthult over de invloeden waaraan hij tijdens het schrijven onderhevig was.
De eerste gedachte die er tijdens het herlezen bij hem opkwam was ‘O, mijn God’ en de tweede was die om de verhalen integraal door de machine te halen (wat hij niet heeft gedaan). Hij vindt achteraf dat hij zijn verhalen veel te vol stopte: met leuke woordjes, literaire toespelingen, gewichtige verwijzingen en interessante dialecten. Daarvan wist hij toen nog te weinig, verzucht de schrijver en een deel van zijn natuurwetenschappelijke wijsneuzerij klopt achteraf evenmin. Het aardige ervan vindt hij voornamelijk nog het tijdsbeeld dat ze indirect verstrekken: dat van Amerika in de tweede helft van de jaren vijftig. Wat de invloeden betreft, moeten we aan het lijstje dat hierboven is genoemd voor deze verhalen volgens Pynchon ook T.S. Eliot en John Buchan (Brits politicus en auteur van spionageromans, waarschijnlijk het meest bekend door Alfred Hitchcocks verfilming van zijn Thirty-nine steps) toevoegen. Over zijn eigen leven maakt hij een paar opmerkingen. Onder andere over het schrijversseminar dat hij aan de Cornell University volgde, nadat hij een tijdje bij de marine was geweest. Het is niet erg veel, maar voor iemand die elke vorm van publiciteit mijdt, of het nu interviews, forums betreft of zelfs het in ontvangst nemen van een prijs, is het toch al veel. Er is via officieel toegankelijke kanalen trouwens wel het één en ander over Pynchon bekend. Dat hij aanvankelijk natuurwetenschappen studeerde en na zijn marine-intermezzo op Engels overstapte, waarin hij in 1959 afstudeerde. Onder anderen heeft hij college gelopen bij Nabokov - al kon deze zich later Pynchon niet meer voor de geest halen. In die tijd maakte Pynchon deel uit van de redactie van The Cornell writer en na zijn studie werkte hij onder andere bij Boeing voordat V., zijn eerste boek verscheen.
Het is ondoenlijk, zeker waar het gaat om tamelijk gecompliceerde en uitgebreide boeken als die van Pynchon, in kort bestek iets anders dan zeer globale opmerkingen te maken. Typerend is dat in alle drie de romans sprake is van een hoofdpersoon die ergens naar op zoek is en bovendien lijdt aan een creatieve paranoia die hem/haar in staat stelt ‘de systematische samenzwering van de werkelijkheid’ te signaleren.
Stencil, in V., is op zoek naar een bepaalde vrouw die aanvankelijk Victoria Wren heet, dan weer Veronica, dan weer een andere naam met een V bezit. Volgens de Britse criticus Tony Tanner zou deze vrouw Stencils moeder kunnen zijn. Er komen in deze roman veel plaatsen, namen en begrippen voor die met een V beginnen, tot chemische verbindingen toe. In De veiling van nr. 49 probeert Oedipa Maas de achtergronden te ontdekken van een aantal gebeurtenissen die zij meemaakt, nadat zij van een vroegere
| |
| |
minnaar een erfenis heeft gehad. Een omgekeerde private-eye novel: aan het begin is er nauwelijks iets aan de hand, aan het slot staat Maas op het punt een wereldwijde samenzwering te ontdekken. Of niet? Tyrone Slothrop, de held - voor zover deze term hier nog van toepassing is - uit Gravity's Rainbow heeft een bizarre eigenschap. Telkens als hij, Amerikaanse dienstplichtige in het Londen van de Blitz, ergens met een meisje heeft geslapen, slaat er binnen korte tijd op de bewuste plaats een V2 in. Als kind blijkt Slothrop in Amerika te zijn geconditioneerd en wel door dezelfde chemicus die later een grote rol speelde in de ontwikkeling van de raketindustrie van het Derde Rijk. Wereldwijde verbindingen bestaat er tussen General Electric, IG Farben, Shell, Siemens en andere giganten, die in de oorlog niet werden verbroken. Met name voor Amerikaanse critici blijkt dit complot als hét voorbeeld van een absurde paranoia te gelden, maar het hangt natuurlijk af van de eigen visie op het functioneren van multinationals of men het daarmee eens is. Enfin, Slothrop merkt dat hij in Londen nog steeds wordt gemanipuleerd en hij besluit op zoek te gaan naar de geheimzinnige raket 00000, waarmee hij een speciale binding heeft. Plaats van handeling is de ‘Zone’, het chaotische Duitsland van vlak voor tot vlak na het einde van de oorlog. Afgezien van de belevenissen van Slothrop bevat Gravity's Rainbow talloze bijfiguren die soms een prominente rol krijgen toebedeeld om spoedig daarna weer te verdwijnen, talloze terzijdes, die verder niet met de rest van de verhaalinhoud worden verbonden. Sommige van de stoet personages komen ook in V. voor en in beide boeken wordt een belangrijke rol gespeeld door de Herero's, een stam uit Zuidwest-Afrika, die in 1904 door de toenmalige koloniale machthebber generaal Von Trotha is gedecimeerd. Wat dit betreft is De veiling van nr. 49 behalve
korter ook overzichtelijker, hetgeen in sterkere mate geldt voor de verhalen in Slow Learner. Op zichzelf zijn ze minder oninteressant dan de kritiek van Pynchon doet vermoeden en niet alleen door de relatie die zij met de romans vertonen.
Pynchon heeft zijn verhalen in Slow Learner in chronologische volgorde gezet. ‘A Small Rain’ is het oudste. Het is een ‘dienstverhaal’: Nathan Levine, de hoofdpersoon, vegeteert wat als beroepsmilitair. Ook al heeft hij gestudeerd, hij wil rustig blijven leven als eenvoudig soldaat. Het soldaten-leventje beschouwt hij als ‘een gesloten circuit’, dat ook niet doorbroken wordt als hij met zijn maats naar een stadje wordt gestuurd waar zojuist een orkaan heeft gewoed. Levine zorgt voor de communicatie (jawel) en heeft een avontuurtje, maar aan het slot is er niets veranderd. Volgens Pynchon zelf steunt het nogal op The Waste Land van T.S. Eliot, net als het volgende: ‘Low-lands’. Dit is wat absurder van aanpak. Ook Dennis Flange, de
| |
| |
hoofdfiguur uit dit verhaal, vegeteert maar wat. Hij woont in een huis dat uitziet op zee, maar als zijn vrouw hem de deur uitgooit raakt hij samen met de zeeman Pig Bodine (ook aanwezig in de romans) verzeild bij een man die een vuilnisbelt (een topos bij Pynchon) bewaakt. Aldaar laat hij zich door een dwergzigeunerin, Nerissa, meetronen naar haar hol onder de grond, waar zij een getemde rat vertroetelt als een kind. Flange besluit bij haar te blijven. ‘Entropy’ is verreweg het bekendst. Het speelt in twee werelden: twee boven elkaar gelegen verdiepingen. Op de eerste is Meatball Mulligan al dagenlang een feestje aan het geven (Pynchon schijnt een hele cyclus te hebben geschreven rond deze picareske figuur, maar alleen ‘Entropy’ is hiervan gepubliceerd.) Een bijzonder element op het feestje, dat danig uit de hand begint te lopen, is een jazzkwartet dat op een gegeven moment hun muziek alleen maar ‘denkt’. Boven Mulligan woont Callisto met zijn vriendin Aubade. Hun woning is na veel moeite een gesloten circuit geworden waar het altijd precies 37o is. Toch is ook daar de entropie niet tegen te houden: een vogeltje dat Callisto met de handen verwarmt sterft toch. Aubade slaat een ruit van hun broeikas stuk om de buitenwereld, die door een speling van het lot ook al dagenlang 37o was, binnen te laten. Intussen heeft Mulligan zijn feestje gered, onder andere door als een soort biechtvader voor zijn gasten op te treden.
In zijn inleiding verontschuldigt Pynchon zich voor de racistische uitlatingen van de zeeman Bodine. Dat is onnodig want ‘The Secret Integration’ maakt hiervan weer veel goed. Het speelt in dezelfde buitenwijk als waar Tyrone Slothrop uit Gravity's Rainbow opgroeide. Hoofdpersonen zijn een aantal jongetjes - van wie zelfs één de achternaam Slothrop draagt - die van hun ouders racistische verhalen horen over de Barringtons, een negerfamilie die in de blanke buurt is komen wonen. Niets trekken ze zich hiervan aan, ze blijven gewoon met Carl Barrington, hun zwarte vriendje, spelen. Totdat ze met de gewelddadigheden van hun ouders worden geconfronteerd en het groepje uiteenvalt. Op dat moment onthult Pynchon dat het negerjongetje nooit heeft bestaan: als een subversieve daad had het blanke groepje hem bedacht.
De verhalen zijn zeer verschillend van aanpak en inhoud maar hebben in ieder geval (uitgezonderd ‘Low-lands’) gemeen dat ze in een regenachtige sfeer beginnen, ook ‘Under the Rose’, dat verder nogal een buitenbeentje vormt in dit gezelschap: het speelt niet in de jaren vijftig maar aan het begin van de eeuw en het speelt niet in Amerika maar in Noord-Egypte. Chronologisch staat het nog vóór ‘The Secret Integration’; met opzet heb ik het voor het laatst bewaard, omdat het ook in een ander opzicht van de overige verhalen verschilt. Het wordt namelijk beschouwd als een voor- | |
| |
studie van het derde hoofdstuk in V. Ik vind dat het méér is dan dat, doch laat ik er eerst iets over vertellen. Porpentine, een Britse spion, bevindt zich met zijn assistent Goodfellow in Egypte. Via de charmeur Goodfellow leert hij de achttienjarige Victoria Wren kennen, die met haar vader en haar jongere zusje het land als toerist bezoekt. Ook Porpentines antagonist, de Duitser Moldweorp en diens helpers, zijn present. Na allerlei verwikkelingen eindigt het met de dood van Porpentine. De versie die later in V. zou opduiken, kan men als een spiegelverhaal hiervan beschouwen. In ‘Under the Rose’ wordt alles vanuit Porpentine beschreven, het derde hoofdstuk van de roman daarentegen is in acht stukjes onderverdeeld die telkens vanuit een andere buitenstaander worden verteld. Een Egyptische ober, een koetsier, een Portugese conducteur, een Duits barmeisje, een hoteldief enzovoort. Het spionagecomplot krijgt hierdoor een veel vager en veel geheimzinniger karakter (de dood van Porpentine komt er ook niet in voor), precies als de rest van de roman. Het is uiterst boeiend om de twee versies te vergelijken en zo'n langzame leerling is Pynchon nu ook weer niet, want zijn ‘slechte oor’ voor accenten en zijn blinde bewondering voor de taal van T.S. Eliot
blijken in de versie van 1963 al te zijn verdwenen.
Het betoog over Pynchons verhalen zou nu moeten eindigen, ware het niet dat er nog één over is, ‘Mortality and Mercy in Vienna’, dat om onverklaarbare redenen door Pynchon buiten de bundel is gehouden. Onverklaarbaar, want het is het fraaiste verhaal dat hij ooit heeft gepubliceerd en het heeft reeds de contouren van zijn latere literaire aanpak, waar het bovendien het sterkst naar verwijst. Cleanth Siegel, een half joodse, half katholieke (net als Benny Profane, de tweede hoofdpersoon in V.) diplomaat, zal zijn vriendin Rachel op een feestje ontmoeten. Als hij daar aankomt, is er nog niemand uitgezonderd de gastheer. Deze herkent in Siegel een ‘dubbelganger’, verdwijnt en laat hem de honneurs waarnemen. Dan begint een van de typische Pynchon-feestjes, waar de chaos evenredig is aan de coherentie van de conversatie. Ook Siegel is hier een soort biechtvader, zijn activiteiten zijn echter heel wat minder positief dan die van Meatball Mulligan. Iemand heeft een Ojibwa-Indiaan meegenomen, lid van een stam die onder bepaalde omstandigheden tot moord en kannibalisme overgaat. Siegel weet hem het sleutelwoord hiervoor in het oor te fluisteren en als hij het feest heeft verlaten, hoort hij het eerste geweerschot.
Ook dit verhaal begint weer met regen en het bevat de literaire invloeden die ook bij de andere te signaleren waren: John Buchan, Eliot, Joseph Conrad en Shakespeare (de titel is afkomstig uit Measure for Measure).
Ondanks het ontbreken van ‘Mortality and Mercy in Vienna’ is Slow Learner een boeiende bundel van zeer uiteenlopende verhalen die bovendien een prettige introductie tot de romans biedt.
| |
| |
Zie ook:
Joseph Slade, Thomas Pynchon, New York 1974. |
George Levine en David Leverenz (red.), Mindfull Pleasures, New York 1976. |
Edward Mendelson (red.), Pynchon. A Collection of Critical Essays. Prentice Hall 1978. |
David Coward, Thomas Pynchon. The Art of Illusion. Carbondale/London 1980. |
Tony Tanner, Thomas Pynchon. London 1982. |
|
|