essaybundels laten die kant van zijn persoon en zijn ‘présence’ minder duidelijk zien. Dat toont nog eens aan hoezeer zijn optreden als letterkundige in het openbare leven vergroeid was met dit tijdschrift. Wie de geschiedenis van Dietsche Warande onder het hoofdredacteurschap van Albert Westerlinck zal schrijven, zal op de polemist stoten en via diens geschriften op het verhit politiek-ideologisch klimaat in Vlaanderen vanaf 1945.
Gerard Walschap heeft hier in zijn Eregroet bij Westerlincks zeventigste verjaardag (1984, 1, p. 2) geschreven dat Westerlinck de ‘Roomse Ruimheid’ die August Van Cauwelaert hem gelegeerd had, programmatisch en praktisch uitbouwde met groot moreel en intellectueel gezag, vaak tégen zijn kerkelijke oversten in. Walschap stelde de moderne letterkundige tot taak: ‘voorgaan in de bewustwording van de mens en ze registreren’ (ibid., p. 3). Is dat niet Westerlincks programma geweest, veertig jaar lang als leider van dit tijdschrift? De polemicus heeft zich op een uitnemende wijze gekweten van die taak van bewustmaking, waar niet alleen de letterkunde, maar de gelovige intelligentsia in Vlaanderen mee van geprofiteerd heeft.
Westerlincks ontwikkeling verloopt ook over een paar beslissende breuklijnen. Het meest nevralgieke kristallisatiemoment in die bewogen evolutie, die een heel menselijk lot bepaald heeft, is precies de relatie met Gerard Walschap geweest. Ze hebben bij de begrafenis van Felix Timmermans in Lier in het publiek bitsige woorden gehad; ze hebben mekaar later in een akkoord van twee stemmen teruggevonden. Daartussen ligt een stuk geschiedenis van Westerlinck, van het geestesleven in Vlaanderen, van dit tijdschrift. In dat debat, aanvankelijk vergiftigd en vertroebeld, geleidelijk aan serener uitgeklaard, stond Westerlincks ‘legendarische verdraagzaamheid’ op het spel. Zijn ‘irenische gezindheid’ heeft hem nooit ervan weerhouden ‘zijn mening onomwonden uit te spreken of zijn standpunt met stelligheid te verdedigen’, zou Karel Meeuwesse later daarover zeggen. ‘Wij beleven de gelukkige dageraad eener vrijer, eerlijker, algemeener waardering van kunstwerken, wélk ook hun inhoud zij, en wat de geloofsbelijdenis van de auteur’, schreef de stichter van Dietsche Warande, J.A. Alberdingk Thijm in... 1881. Westerlinck citeerde die woorden als een nog geldige standpuntbepaling bij de 125ste verjaardag van het tijdschrift in 1980. Dat is niet het minst belangrijke deel van de nalatenschap die de vernieuwde redactie in 1985 in handen genomen heeft.
Een tijdschrift fungeert in het literaire leven als een seismograaf en als een