Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 130(1985)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Leonard Beuger Enkele herderspsalmen Het zijn geen nieuwe psalmen, ze zijn alleen verzwegen. De mensen immers schamen zich en God behoeft geen nieuwe namen en vooral geen rinkelbom. Het zijn de oude wijzen nu pas gehoord, niet langer begeleid op koningsgezinde orgels, niet meer gezongen zelfs, gefloten, of toch nog op de harp. Het zijn verdrietige versjes door onmacht, door verlatenheid gekozen, want altijd, zelden, nooit, wil ik de lof zingen van desnoods de meest nabije engel. [pagina 25] [p. 25] III. Ik ben gelukkig. Achter Uw schild sta ik rechtop - een herder weliswaar, een muzikant -, mijn vuisten reiken tot de hemel. Gelukkig ben ik. Als ik nu ontwaak is er geen vijand te bekennen. U hoeft niet eens de tanden van de goddelozen te verbrijzelen. Help mij. [pagina 26] [p. 26] VIII. Als ik een mensenkind mag zijn, een zuigeling, - en waarom niet: mijn moeder is een mensenvrouw -, ben ik de sterkte, en de kroon. Ik zal mijn eigen vijand doen verstommen, de wraakgierige. Ik ben niet meer verbaasd dat sterren van Uw vingers rollen, en manen uit Uw hand. En dat er paden door de zeeën gaan. Toch schaam ik mij om zoveel heerlijkheid. [pagina 27] [p. 27] XI. Natuurlijk mag ik bij U schuilen; een kleine vogel onder Uw vleugels. De pijlen suizen om ons heen, al zingen voor ons slechts de bogen. Maar richt mij mettertijd toch op; nog liever immers ga ik door de schroeiende wind, door de regen van vurige kolen en zwavel. Zo rechtvaardig wilt U toch wel zijn? Vorige Volgende