Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129
(1984)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 725]
| |
Liefde't Is altijd kalverliefde, altijd
de stilte in dat oeverloos oog,
de nacht waarin ge afwezig zijt,
uw weerkeer in een regenboog.
| |
BevenLeven is beven, ik beef altijd,
voor de stilte en voor 't laweit,
voor die 't ene en 't andere zijt,
gij die mij nu likt, dan bijt.
| |
PartIk, ik heb mijn part gehad,
en 'k zorg er stom genoeg voor dat
het dagelijks nog groter wordt,
van 't menselijk tekort.
| |
[pagina 726]
| |
KroegNooit is genoeg.
Te veel is niet genoeg.
De wijn vermildert naar hij u verwildert.
Duikt gij voor 't leven in de kroeg,
bijzonder die verwording wordt
door iemand met verwondering geschilderd.
| |
GelagBlijf. Gij moogt het hoofd op tafel leggen.
Blijf. Zolang gij zwijgt heb ik nog iets te zeggen.
Niet tegen u. Maar als gij er niet waart,
Was het 't geblaf en 't reutelen niet waard.
| |
EmmausEr zijn herbergen waar ik kwam,
te voet, met de trein, met een bus,
tussen Oplombeek en Schiedam,
maar ik zoek die van Emmaüs.
| |
BoomHoe heet de boom, ceder, cipres of pijn,
of wat wij denken dat 't zou zijn?
't Is wat het is, maar als ge 't weet,
weet gij niet wat 't zou moeten zijn.
| |
[pagina 727]
| |
OchtendWat laat ik weten aan de dag?
Ik, wat hij kraait, ik meld de vrede.
Ben ik oorlog? En toch, de trompet
van 't heden roept te wapen.
Heden
ga ik aan de slag.
| |
VonnisIk ben veroordeeld
en ik weet het.
De kar schokt naar de galg.
Wat deed ik?
Ik liet het doen. Had ik gekund,
'k vermeed het.
Maar 'k wil de beul niet lasteren.
Vergeet het.
| |
FazantHoe vrolijk is de dood,
en mooi, waar de fazant,
bruin, goud, een veertje rood,
te bloeden ligt op 't land.
|
|