Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129(1984)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 660] [p. 660] Marleen de Crée-Roex Brieven aan Plinius XI. één enkel huis in een stad van velen, wingerd, gespreid op de tafel van mijn taal. het teder laken van het vochtige verleden, zal vallen in de plooien van de tijd. ik schraag gehoor en vingers in mijn schrijven. het beeld dat ik zal samenstellen uit zout en leem en eenzaamheid, ben ik en gij en allen. bedauwde schade van mijn sprakeloos bedrijf. van schrift en teken en oude maskarade. ik hou je stem in drassige bokalen, maar wit en hevig is mijn lijf als water in verglaasde schalen. [pagina 661] [p. 661] XV. krijt vernielt paleizen en maakt de verzen rijker. - in de nacht der nachten is de hemel wijd - het water in de kruik van Plinius is zachter mijn poorten staan als spiegels op de tijd. een siddering van stemmen glijdt in nevels als duidelijk geformuleerde metafoor. de beelden van mijn schrijven, weer als regels uit het oude spel der ongenaakbaarheid. ik denk dat dichters angstig ademhalen, als proeven aan hun breekbaar lijf. en elk woord is als geen ander dat voor de adem was gekend. dit is zo onverhoeds geschreven. ach, Plinius, je kent mijn tederheid. ik ben te fel in dit amechtig leven. [pagina 662] [p. 662] XX. ach, Plinius, dit zijn de laatste regels, de takken van mijn spraakgebrek. en wat aan voelbaarheid niet is bewezen komt later in de grote trek van vogels voor de winter. de bomen in doorzichtige golven van licht. niet te genezen dierbaarheid van dromen. de nachten worden gewet aan de ramen. en trager dan ooit is mijn taal uitgegroeid in wortels van denken en praten. ik hoor bij de liefde in schuchtere namen. mijn lichaam ontsnapt in voorzichtige handen en kantelt het woord in je tederheid. de tijd kan langer dan duurzaamheid branden. Vorige Volgende