Cindy droef, eenzaam en ontgoocheld achter. Het afscheid van haar drie beschermende vaderfiguren beschouwt zij in haar naïeve werkelijkheidservaring als verraad en ontrouw. In haar door de lectuur van sprookjesboeken beïnvloede verbeelding ziet zij zichzelf als Doornroosje, dat na een eeuw lang slapen door de prins zal worden wakker gekust. Zij neemt een overdosis slaappillen en aan het eind van de novelle ontfermt zich over haar de eeuwige slaap, de ijskoude dood.
Deze samenvatting doet de novelle evenwel onrecht aan, omdat de indruk kan worden gewekt dat het hier om een niet zo origineel fait-divers gaat. Niets is minder waar, want wat deze coherent gestructureerde novelle ook literair zo boeiend maakt, is dat de schaarse gebeurtenissen bijzonder subtiel en broos worden verhaald vanuit het psychologisch perspectief van het kind. Vandaar ook dat Spillebeen hier - in tegenstelling tot zijn eerdere proza - een sterk gedepouilleerde, van alle opsmuk ontdane schriftuur aanwendt. Veeleer dan beschreven en geëxpliciteerd, worden de gebeurtenissen gesuggereerd en geanalyseerd vanuit het beperkende kikkerperspectief van het kleine meisje, dat op de feiten geen vat heeft, ze soms wel aanvoelt, maar (in tegenstelling met de lezer) niet altijd weet waar het om gaat (b.v. de ‘ooms’, het bezoek van de gerechtelijke instanties, het ‘beroep’ van de moeder). In die zin is de novelle een pareltje van fijnzinnig understatement, wat de auteur consequent volhoudt zonder in de vallen van auctoriële explicitering te trappen.
Aan de andere kant ervaart Cindy de werkelijkheid ook anders dan de volwassenen. Zo b.v. in de prachtige passage waarin zij de hond Tristan ontmoet, die haar zijn ‘eindeloos en droef verhaal met stiltes en stembuigingen en snikken erin’ ‘vertelt’. Het hele tafereeltje is doortrokken van een wonderlijke en verwonderlijke sprookjessfeer (dieren kunnen praten), wat ook het geval is in de scènes met de poppen, die in de optiek van het meisje antropomorfe kenmerken en eigenschappen bezitten. Ook de naamgeving refereert onmiskenbaar aan het sprookje: Cindy is een koosnaampje voor Cinderella, de moeder heet Regina (‘Ze lijkt op een echte koningin’, dacht Cindy, ‘ze zwaait naar het volk.’, p. 72), Tristan laat zich associëren met Isolde, de kennelbewaker is een ‘kabouter’, terwijl Ibrahim associaties oproept aan exotische prinsen. Alleen de naam Walter, haar vader, blijft banaal; hij verdwijnt dan ook na de eerste bladzijden lijfelijk uit het verhaal, al blijft hij weliswaar tot aan het eind van de novelle ‘aanwezig’.
Zoals in vele sprookjes verdrongen seksualiteit en versluierde erotiek een niet onbelangrijke inhoudscomponent vormen, staat ook hier het