| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Bzzlletin
10de jrg., nr. 96, mei 1982
Angenies Brandenbrug stelt Virginia Woolf voor in de vorm van een gefantaseerde visite. Daarop volgt een gesprek van Frank van Dijl met Inez van Dullemen. Rob Molin van zijn kant sprak met Adriaan Morriën over zijn schrijversloopbaan. Jozef Eyckmans wordt voorgesteld door Dirk Kroon: ‘35 jaar dichterschap tegen 75 jaar leven’. Charles Vergeer publiceert een zestal brieven van Arthur van Schendel aan A. Roland Holst. In twee bijdragen staat F. Bordewijk centraal. Pim Lukkenaar bestudeert structuur en thematiek van ‘Karakter’, terwijl August Hans den Boef de novelle ‘Dreverhaven en Katadreuffe’ in herinnering brengt. Harry Scholten schijft ‘Over de strekking van de roman Bint van F. Bordewijk.’ Harry Bekkering onderzoekt de mytische achtergrond van ‘Klaaglied om Agnes’ van Marnix Gijsen. De serie over literatuur in Latijns-Amerika wordt in dit nummer afgesloten met een bijdrage van Ineke Phaf over Colombia.
| |
Deux ex machina
6de jrg., nr. 22, april-juni 1982
Roger Geerts publiceert, met een situerend commentaar, enkele brieven van Permeke aan de kunsthistoricus Achiel Stubbe. De facsimile-presentatie verhoogt de aantrekkelijkheid daarvan. Marcel Obiak draagt een gedicht op aan Permeke. Over de schilder Leon Spillaert schrijft Dirk Depreeuw naar aanleiding van de monografie van Francine-Claire Legrand. De jonge Poolse graficus en schilder Janusz Ciwicki wordt voorgesteld met enkele fascinerende werken. Ander plastisch werk in dit nummer is van Roel P. D'Haese, Marino van de Weghe en Marc Bruylants. Een boeiend hoofdstuk wordt gevormd door het zgn. ‘Projekt Werkruimten’. Daarin evoceren enkele schrijvers en kunstenaars hun atelier, werkkamer. Tot de relevantste bijdragen hierin behoren die van Marcel Obiak, Claude van de Berge en Roel D'Haese. Verder gedichten van Marc Bruynseraede, Joris Denoo, Erik Heyman, Hilde Malfait, Erik Spinoy, Erik Wauters, Raf Koens en de Fin Lassi Nummi; proza van Mariannne Verbist.
| |
New found land
2de jrg., nr. 4, aug. 1982
Rond het thema ‘biografie en autobiografie’. H.W. van der Dunk schrijft over de relatie tussen biografie en geschiedwetenschap. Geertje Lammers vertaalde een fragment uit Gertrude Steins ‘Everybody's Auobiography’. Daan den Hengst heeft het over de Latijnse keizerbiografie en Jacob Smit zet uit eigen ervaring uiteen welke voetangels en
| |
| |
klemmen het pad van de biograaf moeilijk begaanbaar maken. Daniel de Lange bespreekt de memoires van Chateaubriand en Theodor Duquesnoy belicht de houding van Elias Canetti tegenover het autobiografische. In de rubriek ‘Vertaallaboratorium’ vertaalde Frans van Dooren gedichten van Guiseppe Ungaretti. Gerrit Jan Zwier schrijft persoonlijke mijmeringen rond Slauerhoff. Niet zo schitterende gedichten van Hans Sleutelaar en Dik Imken.
| |
Poëziekrant
6de jrg., nr. 3, mei-juni 1982
Luc Pay had een lang gesprek met Nic van Bruggen. Eind vorig jaar vroeg de redactie aan een aantal critici uit Noord en Zuid welke dichtbundels uit de laatste vijf jaar hen sterk hadden aangesproken, en wat volgens hun mening in de media onderschat werd. Daarop worden hier de antwoorden afgedrukt van Joris Denoo, Huub Beurskens, Lionel Deflo, Herman de Coninck, Rudolf van de Perre, Boudewijn Büch, Willy Spillebeen en V. Dekens. Armand van Assche bespreekt de bundel poëzie-opstellen ‘Al wie omziet’ van H. Brems. Hij heeft m.i. een goed oog voor kwaliteiten en grenzen van dat werkje. In ‘De zelfkant van het gedicht’ schrijven zeven dichters commentaar bij één van hun gedichten. Het zijn Christine D'haen, Frans Depeuter, Werner Pauwels, Joris Denoo, Herwig Hensen, Christina Guirlande en Hedwig Speliers.
| |
Restant
10de jrg., nr. 2, zomer 1982
Het is onbegonnen werk zo'n aflevering van ca. 220 blz. helemaal te beschrijven. Ze bevat vier afdelingen: utopia, de letteren, de critici en de wetenschap. In de afdeling ‘Utopia’ schrijft B.P. Hofstede over ‘Science fiction als Pseudoreligie’, Ludo Stijnen over ‘Anti-Utopisme als Maatschappijkritiek’ en Tony Meesdom over de roman ‘Solaris’ van S. Lem. Uit de rubriek ‘De letteren’ signaleer ik proza van Joris Denoo en Jotie T'Hooft, en vertaalde gedichten van K.P. Kavafis. In ‘De kritici’ wordt een amusante hekelende causerie opgenomen van Jan J. Vermeulen over de banaliteit van sommig Vlaams proza. Verder essays over ‘Character in Pychon's V’ (Michel Matthijs) en over Oscar Wilde (Ann Leblans). ‘De wetenschap’ ten slotte groepeert theoretische bijdragen over ‘objektiviteit en interpretatie’ (Rita Geysen en Jan Nuyts), T.A. van Dijks literatuurtheorie (Wim Mariën), de literaire theorie van Erland Lagerroth (Hugo Bernaers) en de bedoelingen en grenzen van literatuurwetenschap (André Lefevere).
| |
De revisor
9de jrg., nr. 3, juni 1982
‘De jongen’ van Theo Timman is een nogal droefgeestig verhaal over jeugdervaringen. Heel goed zijn korte fragmentjes, belevenissen in Rome, van Nicolaas Matsier. ‘Zwemmen in de koningin’ is een hallucinant, ietwat komisch toch, fragment van Willem Brakman. De beste gedichten in dit nummer zijn van Leo Vroman, H.H. ter Balkt en Rein Bloem. Maarten van Buuren stelt Marguerite Yourcenar voor. Een vertaald verhaal van haar, ‘De weduwe Afrodissia’ sluit daar bij aan. R. de Beer sprak met de componist Tristan Keuris over de manier waarop een muziekstuk ontstaat. P.H. Schrijvers bespreekt een aantal gedichten over wolken, vanaf de oud- | |
| |
heid. Willem Otterspeer schrijft over ‘Gertrude Stein en de Romantiek’. Rob Delvigne en Leo Ross publiceren en commentariëren brieven van Jacob Israël de Haan aan Georges Eekhoud. Robert Anker sluit zijn essay over poëzie, ‘Op zoek naar de olifant’, af.
| |
De Vlaamse gids
66ste jrg., nr. 4, juli-aug. 1982
In ‘De twijfel als methodiek’ bestudeert Paul van Suetendael ‘Tussen tuin en wereld’ van De Wispelaere als autobiografische roman. Willem M. Roggeman had een gesprek met Pol Mara over zijn evolutie, techniek en bedoelingen. Daarbij sluit een gedicht aan van Dirk Rochtus ‘Bij het werk van Pol Mara’. Piet Sterckx huldigt de 80-jarige dichteres Julia Tulkens. Als bijdrage tot het C. Buysse-jaar belicht A. van Elslander de relatie van Buysse tot het Willemsfonds. E. Willekens van zijn kant huldigt de 65-jarige Herwig Hensen. Een merkwaardige bijdrage ten slotte is die van Wim Neetens ‘Bloemen op de belt’. Daarin beschrijft hij recente ontwikkelingen in de zgn. pop- of straatcultuur, en pleit hij meteen voor een serieus onderzoek daarvan. Daar moest inderdaad eens werk van gemaakt worden.
| |
Varia
- In Wetenschappelijke Tijdingen (41ste jrg., nr. 2, april-juni 1982) schrijft P. Schampaert over ‘Kamiel van Baelen en Vlaanderen’.
- In Streven (49ste jrg., nr. 11, aug.-sept. 1982) pleit C. Tindemans voor een serieuze studie van het t.v.-drama. Paul van Suetendael onderzoekt thematiek en autobiografie in het werk van Paul de Wispelaere.
14/9/82.
Hugo Brems
|
|