| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Bzzlletin
10de jrg., nr. 93, februari 1982.
Een Vestdijk-aflevering. Ria den Hartog-Albers stelt tien jaar werking van de Vestdijkkring voor. Hans Visser geeft een chronologisch overzicht van leven en werk van Vestdijk. Dan volgt een hele serie bijdragen over gedeelten of aspecten van dit onuitputtelijke oeuvre. Ik vernoem: Vestdijk en de religie, de psychologie, de geschiedenis, de muziek. Motieven als angst en liefde, determinisme en contingentie. Over het personage Philip Corvage, over de essays, over de bewondering van Du Perron, over ‘De koperen tuin’ en ‘De verdwenen horlogemaker’, ‘Meneer Visser's Hellevaart’, het gedicht ‘Apollinische Ode’, het historische werk. Buiten het thema valt een merkwaardige semiotische analyse van een ‘model’ van Mark Insingel door Aart van Zoest.
| |
Koebel
8ste jrg., nr. 30
Een Gust Gils-nummer. Na een lijst van publikaties volgt een interview met de auteur, waarin zeer direct op het werk zelf ingegaan wordt. Hugo Bousset bespreekt ‘Geest in opdracht’ en Marcel Janssens analyseert een verhaal uit die bundel in het licht van de speelse schrijftechniek van Raymond Roussel. Guy van Hoof overloopt de evolutie van de poëzie van Gils. Ook Daniël Robberechts draagt een bescheiden steentje bij. ‘De vier seizoenen’ is een bizar stuk proza van Paul Verhuyck. Ten slotte een hele reeks boekbesprekingen over recent werk van Renée van Hekken, Stefan Hertmans, Claude van de Berge, Hugo Brems, Elisabeth Marain, Nic van Bruggen, Gerard Reve, Dirk Verbruggen en Patricia Lasoen.
| |
Kreatief
16de jrg., nr. 1, april 1982
Gaby Gyselen huldigt het blad bij zijn vijftienjarig bestaan. Hij roept de belangrijkste momenten uit die geschiedenis op. Piet Couttenier maakt een kritische balans op van literatuursociologie in de jaren '80. Daartoe bespreekt hij in dit nummer het boek ‘Literatuur-sociologie: theorie en methode’ van Bert Vanheste (voorheen Brouwers). Alstein geeft een overzicht van ‘De jongste Vlaamse prozaliteratuur’. Koen Vermeiren had een gesprek met Walter van den Broeck. ‘Een meisje neemt de tram’ is van het beste proza dat ik al van Mark Insingel las. Daarnaast is er een verhaal van Hector-Jan Loreis en een autobiografisch fragment van Ludo Abicht. Gedichten van Herwig Verlinde en Albert Jan Govers. Bert Popelier stelt op een zogezegd indringende, in feite pedante manier de beeldhouwer Paul van Rafel- | |
| |
ghem voor. Daniël Billiet spreekt met Marcase, schilder van ‘een innerlijke realiteit’. Ten slotte enkele recensies.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift
35ste jrg., nr. 1, jan-febr. 1982
Cyrille Offermans begint een opstellen-reeks over kunst, ideologie, maatschappij onder de titel ‘De vergeetmachine. Ontregelingen’. Dit keer bedenkingen rond het werk van Jean Dubuffet. Martin Mooij stelt de Duitse dichter Günter Kunert voor en bezorgde van hem enkele vertalingen. Ronald Soetaert bespreekt ‘Kroniek van een aangekondigde dood’ van G.G. Màrquez en Paul Claes brengt een gesystematiseerde inventaris van woordspelingen in de poëzie van Claus: de aanzet voor een grondig stijlonderzoek. Frank Joostens stelt het werk van Patrick Grainville, ‘Le dernier Viking’, voor als toonbeeld van neoromantiek en decadentisme. Verder zijn er verhalen van Geert van Beek, Lizzy Sara May en Hector-Jan Loreis, gedichten van Marcel Coole, Willem M. Roggeman en Ludwig Alene, terwijl Walter van den Broeck een scène uit zijn stuk ‘Tien jaar later: 't Jaar 10’ publiceert. Een anonymus stelt de politieke retoriek van Manu Ruys aan de kaak en Mia Gosselin en Frans Boenders hadden een gesprek met de Amerikaanse filosoof Nelson Goodmann. In de kronieken wordt o.m. poëzie besproken van Luuk Gruwez en Christian A. Wauters en proza van Leo Pleysier.
| |
Ons Erfdeel
25ste jrg., nr. 2, maart-april 1982
Antoine Braet stelt in ‘Renaissance van de retorica’ enkele nieuwe trends in het vak taalbeheersing voor. Wim Rutgers schrijft over de Surinaamse auteur Edgar Cairo en diens opvatting over het Nederlands als oneigen taal. Nog over taalsituaties gaat het stuk van Franz-Rudolf Weller: ‘De Duitse wetgever en het Nederlands’. Hugo Brems stelt de poëzie van Luuk Gruwez voor en J.H.W. Veenstra schetst een beel van Marsman, naar aanleiding van de recente studie over die auteur door Jaap Goedegebuure. Gilbert Degroote schreef over invloeden van Van Gogh op het jeugdwerk van de schilder Felix de Boeck. Verder bijdragen over o.m. de liberale partij in België, de betrekkingen tussen Portugal en de Nederlanden tot de 17de eeuw, het pacifisme in Nederland. In de literaire kroniek wordt werk besproken van Jef Geeraerts, R.J. Peskens, Kester Freriks, Gwij Mandelinck, Elly de Waard, Maria Rosseels, H. Gomperts, J. Bernlef en Gaston Durnez.
| |
Yang
18de jrg., nrs. 104 en 105, febr. en april 1982
Het nummer 104 is rijk gevuld met creatieve bijdragen: verhalen van Achilles Gautier, Hans Inne, Luc Hoste en Joris Denoo, en gedichten van Daniël van Ryssel, Gerda de Preter, Dirk van Bastelaere, Karel Declercq, Tjen Pauwels, Julien Vangansbeke, Mercedes, Eric Heyman, Carlos de Vriese, Wilfried Adams, Luuk Gruwez, Achilles Gautier, Roland Schamp en Marcel Vanslembrouck. Hugo Brutin stelt de schilder Cyr Frimout voor. Freddy Decreus bezorgde prozavertalingen van enkele gedichten van Gaius Valerius Catullus. In ‘Teilnahmlos’ beschrijft Stefan Hertmans ‘een
| |
| |
tekstconceptie die hij deels aan Rilke ontleent.
Het nummer 105 had moeten gaan over ‘Artistiek leven te Gent, vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog’. Wegens zware ziekte van samensteller Pliet van Lishout kon dit echter niet doorgaan. Intussen is op 11 april jl. Van Lishout overleden. Dit ‘vervangingsnummer’ bevat vooral veel Vlaams proza, van o.m. Fernand Auwera, Greta Seghers, Pol Hoste, Willy Spillebeen, Joris Denoo en Lucienne Stassaert. Van de betreurde Pliet van Lishout wordt een laatste reeks ‘Dagboekflarden’ opgenomen. Paul de Vylder stelt de tekenaar André Roelant voor. Armand van Assche schrijft in ‘Poëzie en school rijmen niet’ over de didactiek van de kinderpoëzie. De opmerkelijkste gedichten in dit nummer zijn afkomstig van Mil de Kooning en Roland Jooris.
| |
Heibel
16de jrg., nr. 3, maart 1982
Daniël Robberechts schrijft over de films van Chantal Akerman, waarin hij ‘een niet-sadistisch gebruik van de camera’ waarneemt. William van Belle en Jan van Camp stellen de theorieën van Jacques Lanca voor en bezorgen een gecommentarieerde vertaling van ‘Het spiegel-stadium bij de vorming van de ik-functie’. Vanwege de redactie is er een ‘Open brief aan de redactie van Raster’, over de waardering van taalverschillen tussen Nood en Zuid. J. Note bespreekt ‘De blinde spiegel’ van Piet van Aken en Piets Aerts bezorgt een satirische analyse van een gedicht van Mark Eyskens. Serieus én degelijk is de analyse van Pernaths cyclus ‘Mantis’ door Joris Gerits. Stefaan van Ryssen stelt een serie controversiële nota's op ‘voor een organisationele kunstbeoefening’. Verder enkele boekbesprekingen, gedichten van Jan Mestdagh en een grappig ‘Pink Poet Parody’ van Patricia Lamoureux.
| |
Deus ex machina
6de jrg., nr. 21, jan-maart 1982
Het blad is nu vijf jaar oud. Niet daarom, maar omdat er onenigheid was met zijn mederedacteurs, neemt J.M. Legrand, ‘volledig, definitief en onherroepelijk’ ontslag uit de redactie. In een terugblik op de voorbije vijf jaar toont Mare Bruynsedaede zich nogal tevreden over wat bereikt werd. Aansluitend een verslag van ‘Vijf jaar Deus ex Machina’. Overigens wordt terloops opgemerkt dat het blad in geen enkele Vlaamse universiteitsbibliotheek aanwezig zou zijn, dit in tegenstelling tot zowat de hele rest van de wereld. Niet goed gekeken zeker? Te hard gefeest zeker? Verder in dit nummer gedichten van Tjen Pauwels, Walter Cruyssaert, Albert Haegenaers, Frank Pollet en Francis de Preter, beeldend werk van Frank Castelyns, mooie foto's van Louis Slootmans en een litho van Roeland Pieterszoon D'Haese. Werner Pauwels en Car Flanders wisselen enkele gênante brieven. Kris Geerts heeft iets tegen germanisten. Die schijnen iets te maken te hebben met ‘een groeiende evolutie van ons kultuurpatroon in technokratische zin’. Oeioei: hij heeft er nog nooit een gezien, zeker! De redactie kondigt een extra-nummer aan (buiten reeks) over het occulte, het necromantische, de witte magie, de alchemie, enz.... onder de titel ‘Osmodeus ex Machina’.
| |
| |
| |
Poëziekrant
5de jrg., nr. 6, nov.-dec. 1981 en 6de jrg. nr. 1, jan.-febr. 1982
José de Poortere brengt verslag uit over een bezoek ‘Ten huize van Gwij Mandelinck’. Frank Albers had een gesprek met de dichteres Katelijne van der Hallen. Marc de Smet karakteriseert zonder overdreven veel helderheid de poëzie van Hans Faverey. Tony Rombouts bespreekt de bundel ‘Rigor Mortis’ van Michel Bartosik en Remco Ekkers recenseert poëzie van Bart Chabot (performing punk-poet!) en Toon Tellegen. Armand van Assche stelt de jongste bundel van Leopold M. van den Brande, ‘De Nabijheid van Spiegels’, voor. Dat alles nog aangevuld met een hele serie recensienotities van José de Poortere. In de rubriek ‘Buitenland’ schrijft José de Poortere over Paul Celan en Francis Cromphout over Antonin Artaud. Ter afronding poëzie- en poëzie-informatie. In het eerste nummer van de nieuwe jaargang wordt Henri-Floris Jespers uitvoerig voorgesteld in een gesprek met Luc Decorte. Jan van Coillie schrijft over de kinderpoëzie van D. Huber. Verder recensies over poëzie van Willem van Toorn en C.O. Jellema (R. Ekkers) en de bloemlezing ‘Nieuwe Romantiek’ (A. van Assche).
| |
De Vlaamse gids
66ste jrg., nrs 1 en 2, jan.-febr. en maart-april 1982
Een Leo Vroman-nummer, dat traditiegetrouw opent met een gesprek tussen de dichter en Willem M. Roggeman. Rudolf van de Perre geeft een globale karakteristiek van de poëzie van Vroman. Willy Spillebeen bespreekt de bundel ‘Het verdoemd Carillon’. Al bij al een wat magere benadering van een zo rijk oeuvre. Verder is er een verhaal van Peter Andriesse, en zijn er gedichten van Jozef Deleu, Hedwig Speliers en Marleen de Crée-Croux. Car Flanders schrijft over ‘De animatiefilm vóór en na Walt Disney’ en Harry Cox schrijft - bij wijze van In Memoriam voor zijn broer, de schilder Jan Cox - over ‘Mijn Broer en de Muziek’.
In het nummer 2 heeft Willem M. Roggeman een gesprek met beeldhouwerschilder Paul van Hoeydonck. Luk de Vos en Annemie Coene ondernemen een studie van Michiels’ ‘Dixi(t)’, op zoek naar interne ideologische contraducties: ‘dualistische ritualisering als ideologiebevestiging vanuit de onderliggende retoriek bij Ivo Michiels’. Van retoriek gesproken! ‘Beeld per beeld’ is een goed verhaal van Marc Andries. Verder gedichten van Wilfried Adams, Pieter G. Buckincx en Fernand Florizoone. E. Popo stelt de omstreden Mozart-studie van Wolfgang Hildesheimer voor.
| |
Varia
- In Kultuurleven (49ste jrg., nr. 3, maart-april 1982) bespreken Stefaan Evenepoel en Dirk de Geest verzamelde gedichten van Van Wilderode en Van Ruysbeek. Khandi Makoso schrijft over ‘De Engelse roman in Afrika: myte of realiteit’ en Emmanuel Waegemans heeft het over ‘Klandestiene literatuur in Rusland’.
In Streven (49ste jrg., nr. 7, april 1982) zet J. Gerits een aantal recente dichtbundels op een rijtje: ‘Dichters op
| |
| |
de drempel van '80’. In het mei-nummer (49 ste jrg., nr. 8) schrijft P. Beentjes over een merkwaardig ‘literair verschijnsel door de eeuwen heen’, nl. van achteren naar voren citeren. G. Groot bespreekt Mulisch’ filosofische traktaat ‘De compositie van de wereld’.
- In Nova et Vetera (59ste jrg., nr. 4, maart 1982) bespreekt Karel Roelants het bekende gedicht ‘De Dapperstraat’ van J.C. Bloem.
- Vlaanderen (31ste jrg., nr. 186, jan.-febr. 1982) brengt een nummer over ‘Muziek van onze eeuw’. Het werd sagesteld door Prof. J. van Ackere.
- Hexa. Dit ‘tijdschrift over mythen, sprookjes, sagen en fantasy’ werd hier al eerder gesignaleerd. Een greep uit wat zoal ter sprake komt: nr. 2 was een Tolkien-nummer, nr. 5 gaat over middeleeuwse epen, nr. 8 bracht verhalen over ‘Koning Arthur en de graal’, met o.m. een beeldverhaal over de graallegende, een ingeleide proza-omzetting van Lanseloet en bijdragen over de geschiedenis van de graallegenden. Hexa is bijzonder aantrekkelijk van vormgeving en illustratie, tenminste voor de liefhebbers van neosymbolisme en aanverwanten. Het is een uitgave van Exa, alternatieve uitgeverij v.z.w., Stefaniestraat 12, 2000 Antwerpen. Het verschijnt driemaandelijks; een abonnement kost 450 fr. Bij dezelfde uitgeverij verscheen een Nederlandse vertaling van Chrétien de Troyes ‘Li Conte du Graal. Lancelot, le chevalier de la charette’.
- Vuursteen (2de jrg., nr. 1, maart 1982) bevat de gebruikelijke haikoe-informatie. Karel Hellemans schrijft over ‘Bertus Aafjes en de haikoe’ en over het lentemotief in de haikoe. Bart Mesonen gaat in op de bundel ‘Oogwenken’ van J. van Tooren.
10/5/82
Hugo Brems
|
|