Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 127(1982)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] Dietsche Warande en Belfort 127ste jaargang nummer 5 juni 1982 Jo Gisekin / Waar geen naam voor bestaat Ik weet dat ik dit met geen naam kan noemen of bedeesd beschrijven tussen de lijnen van een notenbalk bijvoorbeeld vergelijken met een volkomen vloeibaar gedicht: het gevoel achter een dun gordijn dronkenschap van licht in de boomgaard te zien vallen het gevoel nooit zat te worden naast je te zitten in de doordeweekse tuin zonder taal in mijn mond zonder speeksel in mijn hart het gevoel uit jouw knoopsgat wat muntkruid te plukken plettend een blauwbes in de holte van mijn hand. [pagina 322] [p. 322] Met het vakmanschap van metselaars op het plein van platanen zou ik je als een beeldhouwwerk steen per steen beweegloos op elkaar willen passen Als een vleermuis deskundig de ruimte van je fragiel bestaan doorklieven om te zien hoe geiteblad en disteldoorn geel en paars in ruitmotief over je spankracht heen en weer doen vlieden Ach ik weet wat water is het wier van schaamte en tijdeloosheid van terloops plezier Het haakwerk van liefde is een schichtig motief ternauwernood kunnen jij of ik haar bloem versieren. [pagina 323] [p. 323] Ik zou je tussen reukerwten en stokrozen op het tuinhek van mijn buurman vast willen pinnen Een kerstboom in het hart van een eindeloze zomer met vóór je en achter je één groot gebaar van urenlang water met boven je hoofd een dichtbeschreven liefdeslied en onder je haakse voeten alleen maar mijn hand en de huid van mijn gebalsemde heup Ik zou je bedreigen met boosaardig gekriep van vroege ochtendgymnastiek de bruidssluier van twee-hoog geurend door de lus van je dijen naar omlaag laten klimmen Ik zou je schaamteloos te lijf willen gaan en eindigen met zachtzinnige muziek van Bach om daarna op de rustbank van je ogen in andante onder te gaan. [pagina 324] [p. 324] Ook als ik je niet zo scherpzinnig meer vond en de geheimen voorgoed uit je mond had gerukt Ook als het zinloos wordt zich te buigen over voelbaar verdriet 's nachts als een blad naakt naast elkaar te liggen Ook als de zomers inderdaad voorbij zouden zijn en ik niet kan achterhalen wat je gisteren zei of wat je nu met uitgestrekte gebaren over het dorre landschap spreidt Als ik je niet meer zou lezen en je stem als een orgelpunt aan de einder verdwijnt Als de bomen in het bos worden gerooid de paarden uit hun omheining geduwd Als zwaluwen nooit nog van lente willen horen zeg ik niet dat was het veeleer dat is. [pagina 325] [p. 325] Nog eenmaal om precies te zijn zou ik een kind willen baren het ritueel van de ogenblikken in mij opslaan als in een gouden kooi het lichaam dat zich opent om zwijgend dicht te gaan in de trance van het afgebakend moment Te weten dat ik vrouw ben en niet zomaar vermoeid van steeds weer stappen over zebrapaden met kinderen in donker uniform en boekentassen vol verzamelingen Straks de quiche lorraine op tafel en schoenen poetsen voor het vertrek de brooddoos met het gebakje het springtouw voor de middagpauze Nog eenmaal wil ik wakker worden met het weke lijfje aan mijn weke mond Het hart op het hart. [pagina 326] [p. 326] Daarna hebben wij het raam gesloten de ontroering als een zijden zakdoek kuis tussen ons gespreid Alsof wij jaren bedachtzaam op dit moment hadden gewacht heb ik het laken stilzwijgend als een geheim over je heen geslagen toedekkend waar geen naam voor bestaat. Vorige Volgende