Dat dit onbegrip niet zelden uitmondt in een gedwongen vorm van solipsisme, wordt in Geest in opdracht herhaaldelijk geïllustreerd. Zo wordt men ‘Nooit persoonlijk’ (p. 56), want ‘de mens bezit daartoe het vermogen niet. (...) Geen medemens zou dat persoonlijk doen snappen’ (p. 57). Een mooi voorbeeld van het toepassen van privé-regels die niemand kan begrijpen, is terug te vinden in ‘De kaasjunkie’ (p. 114), waarin de unieke belevenissen van een ‘kaastoksikomaan’ bij definitie oncommuniceerbaar worden. En zelfs al zou hij er op een of andere wijze in slagen iets van zijn ‘kaaskick’ in woorden om te zetten, dan nog kan er van geen werkelijk begrijpen sprake zijn. Immers: ‘Het wezenlijke van een privé-ervaring is eigenlijk niet dat iedereen zijn eigen exemplaar bezit, maar dat niemand weet of een ander ook deze heeft, of iets anders.’ (L. Wittgenstein; Filosofische Onderzoekingen, § 272, p. 141).
In ‘De onbegrepen vedette’ (p. 143) of ‘De kontesterende stripteaser’ (p. 147) slagen mensen er niet in, hun eigenlijke intenties over te brengen. De reden hiervan is te vinden in een omkering van het principe van het privé-taalspel. Beide figuren handelen namelijk in een vast omlijnd taalspel - het acteren - zodat al hun bedoelingen ook vanuit dit verwachtingspatroon worden bekeken en geïnterpreteerd. Zinnige communicatie is niet meer mogelijk, aangezien hier een aantal algemeen aanvaarde conventies of structuren op het individuele handelen worden geënt. Een enkele maal, zols in ‘Personage aan het woord’ (p. 34), komt een figuur hiertegen in opstand en tracht hij een algemeen taalspel (in dit geval een rol in een toneelstuk) te doorbreken, waardoor hij inderdaad letterlijk uit zijn rol valt en misverstanden ontstaan.
Onbegrip en onkenbaarheid kenmerken het mensbeeld van Gust Gils, en daar staat hij zeker niet mee alleen in de moderne literatuur. Het verst wordt dit doorgedreven in ‘Op bezoek bij zichzelf’ (p. 133), waarin een man tracht wat contact te krijgen met zichzelf. Verder dan wat herinneringen ophalen komt hij echter niet, want op het ogenblik dat er naar dieper inzicht wordt gezocht, ontstaat er ruzie en smijt hij zichzelf op straat! In de laatste zinnen waarin deze absurde reflexivatie wordt volgehouden, komt de typische tragiek van Gils' figuren heel duidelijk naar voren: ‘Waarna hij dure eren zweert dat dit de laatste maal is geweest dat hij nog op bezoek ging bij zichzelf. Maar het is nooit de laatste maal. Waar kan hij anders heen.’ (p. 134). Want tussen de mensen onderling bestaat immers een ‘psichologiese vervreemding’ (p. 17).
Dat de antwoorden op levensvragen niet binnen het bereik van de mens liggen, blijkt uit het verhaaltje ‘Op aandringen van’ (p. 77), waarin de hoofdfiguur weigert zijn lot te ondervragen, want: ‘Het antwoord dat je