na hun mislukte poging om meer vrijheid te veroveren, zich als verdrukten voelen in hun eigen land. Iedere onbekende die Clavel ontmoet kan tot de geheime politie behoren, zodat hij de indruk krijgt voortdurend bespied en gewantrouwd te worden. ‘Hoewel gastvrij ontvangen, ben ik toch ontheemd in Praag.’ Er valt dan ook een steen van zijn hart als hij het land weer verlaat. Zijn tweede afscheid van Tsjechië was een afscheid voorgoed, maar in de Verenigde Staten terug voelt hij zich als een banneling die geen thuis meer heeft. Die vaststelling op het metafysische vlak getild, kon het verhaal een derde dimensie verlenen, die nu verwaarloosd werd. Zijn betekenis ligt niet in de opbouw en levensvolheid, ook niet in de verscheidenheid van de uitgebeelde karakters, wel in de stijl, die door zijn suggestief vermogen een waarde op zichzelf uitmaakt.
Breder van opzet, met een dieper borende psychologische ontleding begiftigd, is Niet meer bang zijn van Adriaan van der Veen. Hij is in 1916 geboren, was in 1953 laureaat van de Van der Hoogt- en in 1966 van de Anna Blamanprijs. Enkele van zijn werken werden in het Duits, Engels of Tsjechisch vertaald. In Nederland wordt hij door velen als een verouderde, te verwaarlozen figuur beschouwd. Wat voor nieuw gehouden wordt is het lang niet altijd voor wie de literatuur in een historisch vergezicht overkijkt, en wat niettemin nieuw-zijn heet, is uiteraard niet boven vroegere stijl- en taalvormen te stellen. Waar het op aankomt is levenswaarheid, die doelmatig verwoord is. Schoonheid van taal en oorspronkelijkheid, als vrucht van een bewust beleefde persoonlijkheid.
Belangrijker dan het relaas van de gebeurtenissen blijkt in Van der Veens jongste roman de schildering van zijn personages, in het bijzonder van Sylvia, die van de eerste tot de laatste bladzijde in het brandpunt van zijn belangstelling staat. Zij heeft een zwaar leven achter de rug. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is zij met haar ouders en een ouder zusje in een Japans concentratiekamp opgesloten geweest. Later zijn vader en moeder uiteengegaan. Haar vader zal zij slechts op het einde van het boek nog eens weerzien, haar zuster, die in Zwitserland woont, ontmoet zij evenmin. Haar man is bij een auto-ongeval om het leven gekomen en met haar moeder, een trotse en eigenzinnige vrouw kan zij het niet goed stellen, omdat zij steeds op een of andere achterbakse streek bedacht moet zijn.
Die ervaringen hebben haar tegenover alle mensen terughoudend en bevreesd gemaakt. Tot zij met een zekere Sjoerd kennis maakt, die veel jonger is dan zij en waarop zij verliefd wordt. Maar hij sluit vriendschap met een paar homo's, waardoor zij zich weer van elkaar verwijderen. Enige tijd spant zij zich in om Sevenster, een bejaarde en nurkse eenzaat, in al zijn