ten die wezen op invloed van “De Steppenwolf”.’
U publiceert dit boek onder een schuilnaam, maar morgen weet toch iedereen uit uw omgeving wie daar achter zit. Hoe reageren uw collega's dan, denkt u?
‘Het bedrijfsleven is acultureel. De kunstenaar wordt meestal wantrouwig bekeken, vooral de schrijver. Hij heeft, zo meent men, een dimensie die niet past in het bedrijfsleven, dat zeer rationeel gericht is op het bereiken van een resultaat. Dat is trouwens een van de redenen waarom ik een pseudoniem heb, ik wil duidelijk maken dat er een onderscheid bestaat tussen de manager en de auteur. Want Vlaanderen is klein, het duurt natuurlijk niet lang of men weet wie Axel Bouts in werkelijkheid is. Overigens is dat niet erg, want er staat niets in het boek wat niet zou mogen geweten worden, en alle personages zijn ficties, al is de achtergrond echt.’
En wie is dan de echte Axel Bouts?
‘Jan Verhenne. Na ingenieursstudie aan de universiteit te Leuven ben ik in 1963 in het bedrijfsleven gegaan. Ik heb altijd in de metaalsector gezeten, bij het bedrijf Bekaert, en heb researchwerk gedaan, produktieleiding, algemeen management, momenteel doe ik project-management.’
Uw boek begint als de kroniek van een bedrijf. Vooral in het begin treedt het bedrijf op als een personage. Dat aspect verdwijnt echter, het verhaal gaat zich steeds meer toespitsen op de persoonlijke geschiedenissen, conflicten, evoluties van de personages. De talrijke personages overigens. En dan valt het meteen ook op dat er weinig of geen echt antipathieke mensen in dat boek optreden. Er heerst begrip voor de broer met de artistieke ziel, maar ook voor de broer die keihard zaken voert, voor de vakbondsleider, voor de werknemer... Is dat niet wat te mooi voorgesteld? Als het nodig is gaat men toch over lijken. Of niet?
‘Men gaat er inderdaad over lijken. Maar je mag er ook niet al te eenvoudig over denken. Sommigen zijn op papier hard, want de kapitalistische spelregels zijn nu eenmaal keihard, maar bang als ze zelf hun handen moeten vuilmaken. Op een bepaald moment wordt de arbeid, worden de mensen. ondergeschikt aan het kapitaal. Dat zijn de regels van het spel en die worden geëerbiedigd. In een groot bedrijf is het ook zo dat men gewoonlijk slechts verantwoordelijk is voor een klein deel van wat gebeurt. Ik heb als directeur een fabriek moeten sluiten. Een bedrijf van 200 mensen. Dat is niet eenvoudig, het ging om een fabriek die al tien jaar verlieslijdend was. Sommige arbeiders konden dat gewoon niet aannemen: tien jaar verlies, dat kan niet. Zij redeneren alsof het om hun huishoudboekje gaat. Men maakt ook, en dat is funest en pijnlijk, een te duidelijke scheiding tussen de werkgever en de werknemer. Ik was toen ook een werknemer, in dienst