| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Argus
4de jrg., nr. 20-21, sept. 1981
Willem Neyns stelt de Siciliaanse auteur Leonardo Sciascia en de Oegandese dichter Okot p'Bitek voor. Elders in dit nummer reageert hij scherp tegen Gaston Claes, die in ‘Gazet van Antwerpen’ het laatste boek van Boon als pornografie veroordeelde. Weer over buitenlandse literatuur: de vertaling van een verhaal van de Rus Joeri Nagibin door Jos van Damme en de voorstelling van een verhalenbundel uit de ‘Chinese Bibliotheek’, door Herman Poelman. Jan F. de Zanger vertaalde uit het Deens een gedicht van Peter Poulsen. Hugo Bousset sprak met Walter van den Broeck, voornamelijk over zijn laatste twee, ‘autobiografische’, romans. Jan Kooistra belicht de betekenis van Johan Fabricius, naar aanleiding van diens overlijden. Van Fabricius zelf is er een schets van een ‘Portugees stieregevecht’. G.M. Mesland poogt een reconstructie van ‘De volgorde in Brahman's ‘Liefdefeest’ van Dèr Mouw, Jannie Gruschke zoekt naar een antwoord op de vraag ‘zijn detectiveverhalen literair waardevol?’, en R.J. van de Maele schrijft over ‘Menuet’ van Boon. In enkele bladzijden legt Alstein uit wat de drijfveer is van zijn schrijven. Tussen de creatieve bijdragen valt proza op van Robin Gangadin, gedichten van Lambert Jageneau en Dirk Christiaens. Verder een heel pak kritische bijdragen, waaruit ik selecteer: Dries Janssen over ‘Verwoest Arcadië’ van Gerrit Komrij en over ‘Uit talloos veel miljoenen’ van W.F. Hermans, Paul de Vree over ‘Brief aan Boudewijn’ van Walter van den Broeck. Ten slotte enkele bijdragen over kinderen jeugdliteratuur, door Mariëtte van Halewijn, Roger Vanbrabant en Jur Engels.
| |
Deus ex machina
5 de jrg., nr. 19, juli-sept. 1981
Nogal wat opvallend proza in dit nummer. ‘Groene onderzeeër in bijna Noorse fjord’ is een heel ingenieus, sterk imaginair en speels-symbolisch verhaal van Marcel Hacke. Erg geslaagd is ‘Cliché's om Liejen’ van Ludo Frateur. ‘Janssens en de druipneuzen’ is een nogal groteske toestand, geschreven door Kris Geerts. De gedichten in dit nummer spreken mij minder aan. Best toch nog werk van Dirk Verbruggen en Dirk van Bastelaere. Op zijn minst origineel is de vertaling naar het klassieke Grieks, door Roger Geerts, van gedichten van Hand Lodeizen, Marcel Obiak en Albe. Francis de Preter stelt enkele moderne Engelse componisten voor. In het plastische gedeelte zit werk van Hugo Besard, en heel intrigerende werken van Paul de Rijck.
| |
| |
| |
De Gids
134ste jrg., nr. 7, 1981
Heel interessant is het ‘Dagboek van een fysicus’ door F.W. Saris, omdat daarin allerlei minder fraaie maar zeer menselijke factoren die wetenschapsbeoefening motiveren en begeleiden, uitgesproken worden. Naar aanleiding van Mulisch’ ‘De Compositie van de wereld’ schrijft A. de Froe enige overwegingen neer omtrent God. G.M. Meijsing (Joyce & Co) schrijft bijzonder omslachtig en pedant over ‘De schrijver en zijn publiek’. ‘Een andere realiteit’ is een opstel van J. Lechner over literatuur als toegang tot de culturele identiteit van andere volkeren, met name in ontwikkelingslanden. Gérard Leonard van den Eerenbeemt publiceert vijf heel geconcentreerde gedichten en Remco Ekkers schrijft poëtische impressies van een reis naar Berlijn. Er kwamen nog enkele reacties binnen op Ton Anbeeks ‘Aanval en afstandelijkheid’.
| |
Kreatief
15de jrg., nr. 4, okt. 1981
Drie gesprekken van Hugo Bousset met auteurs die elk op hun manier een ‘absolute’ kunst nastreven, openen dit nummer. Het gaat dan over Mark Insingel, Claude van de Berge en Jaak Fontier. Aansluitend een recensie-artikel van Phil Cailliau over ‘Mijn Territorium’ van Mark Insingel. Overigens vullen grondige recensies een goed deel van deze aflevering. Koen Vermeiren schrijft over het jongste proza van Cees Nooteboom en Lionel Deflo over ‘De Blinde Spiegel’ van Piet van Aken, over romans van Alstein en Carlos Callaert. Verder Koen Vermeiren weer over ‘Een mond van zand’ van Elisabeth Marain en dan weer Phil Cailliau over debuten van Alex Rosseels en Herwig Waterschoot. Lieve Scheer, die ons eerder al verblijdde met gevoelige analyses van Lucebert-gedichten over plastische kunstenaars, krijgt dit keer weinig vat op het gedicht ‘Max Ernst’. Frans Kuipers schrijft over Paul Celan naar aanleiding van de vertaling van diens bundel ‘Ademkrsital’. Bert Popelier publiceert met veel omhaal een gesprek met kunstschilder Karel Dierickx. Verder heel wat gedichten, van o.m. Phil Cailliau, Frans Kuipers, Reinout Vreijling, Richard Steegmans, W.M. Roggeman en Willem Kuiter. A.G. Christiaens bezorgde enkele mooie vertalingen van recente Engelse gedichten.
Als speciaal nummer verschijnt een ‘Analytische Bibliografie’ van Kreatief, van jaargang 1 tot 10, 1966-76, samengesteld door Christiaan Germonpré.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift
34ste jrg., nrs. 4 en 5, juli-aug. en sept-okt. 1981
August Willemsen stelt de Braziliaanse dichter Joâo Cabral de Melo Neto voor. Hij bezorgde een reeks hele mooie vertalingen. ‘De dubbelganger’ is een heel knap romanfragment van Willy Spillebeen, gebaseerd op de geschiedenis van Aeneas. Van Leo Pleysier is er een stuk uit de intussen gepubliceerde ‘De weg naar Kralingen’, en Willy Roggeman schrijft ‘Partita's op een Monks klavier’. Daarnaast nog goede verhalen van Bob Willems en Koen Vermeiren. De poëzie gaat nogal verschillende wegen op, met cerebrale verzen van Freddy de Vree, verrassend goed werk van Marcel van Maele, cryptische verzen
| |
| |
van Michel Leclerc en gedichten van Eddy van Vliet, Leendert Witvliet en Willem van Toorn. Georges Wildemeersch belicht het plastisch werk van Hugo Claus in ‘De a-cobratrek van Hugo Claus, schilder-schrijver’, en Paul Claes onderneemt een psychoanalytische duiding van Gezelles gedicht ‘Hert’, op grond van handschriftvarianten; met wel erg weinig grond onder de voeten. In de kronieken valt te lezen over o.m Gerrit Komrij (Ronald Soetaert), Vera Janacopoulos (Erik van Ruysbeek) en erotische poëzie van Aafjes (H. van de Waarsenburg).
Nummer 5 is een aflevering over Afrikaanse literatuur, met o.m. een situering door André Lefevere, bijdragen over de rol van literatuur in Afrikaanse landen, en tal van prachtige literaire teksten.
| |
Lezerskrant
8ste jrg, nr. 3, sept. 1981
Jef van Gool had een lang gesprek met J.M.A. Biesheuvel, over thematiek, evolutie, compositie van zijn verhalenbundels. Lily van der Velde stelt de schrijfster van kinderboeken Imme Dros voor naar aanleiding van haar bekroning met de Zilveren Griffel. James Brockway loodst de lezer door dertig jaar Engelse romans en korte verhalen, in ‘A way through the wood’. Martin Mooij, organisator van Poetry International, gaat na welke auteurs die daar ooit optraden ooit om hun werk, hun politieke of ideologische overtuiging, vervolgd werden door heel uiteenlopende regimes.
| |
Maatstaf
29ste jrg., nr. 10, okt. 1981
Wim J. Simons schrijft over ‘Het boek in bezettingstijd’. J. Goudsblom vertelt over de perikelen rond de Engelse vertaling van één van zijn boeken en Lodewijk Brunt zoekt naar krachtlijnen in het negentiende-eeuwse feminisme. T. van Deel geeft scherpzinnige commentaar bij landschapsschilderijen van Bob Nieuwenhuysen. Jan Kal schrijft nogal flauwe sonnetten, heel wat minder goed dan de vrij originele aanpak van Jean-Paul Franssens. Ronduit schitterend en weerzinwekkend zijn de door August Willemsen vertaalde verhalen van de Braziliaan Rubem Fosca. Ook ‘Zeelucht’ van F.B. Hotz is een voortreffelijk verhaal. Rob Schouten bespreekt in ‘Ceterum censeo’ op een nogal arrogante manier een aantal recente dichtbundels.
| |
Ons erfdeel
24ste jrg., nr. 5, nov-dec. 1981
Jan van der Vegt stelt de poëzie van Ellen Warmond voor. Een selectie van zes van haar gedichten sluit daar bij aan. Luk de Vos en Ludo Stynen inventariseren en interpreteren het utopisch schrijven in de Zuidnederlandse literatuur. Karel Osstyn schrijft over ‘De ironie van Belcampo’ en Antal Sivirsky schrijft over een 16e-eeuwse Latijnse emblematabundel van de Hongaar Sambucus. José Bayens noemt de plastische constructies van Yvonne Kracht ‘een cerebrale benadering van de ruimte’. Voorts bijdragen van Bob de Groof over regionale radio, Jan Ceuleers over ‘Tien jaar federalisme’, Herman-Emiel Mertens over de cultuurkritiek van Louis Dupré, over het Europarlement en de taalstrijd in Wales. In de Culturele kroniek wordt werk besproken van Cees Nooteboom, Marcel Coo- | |
| |
le, Mark Insingel, Piet van Aken en Albert Helman.
| |
De Vlaamse gids
65ste jrg., nr. 5, sept-okt. 1981
Een Mulisch-nummer dit keer. Willem M. Roggeman sprak met hem, vooral over zijn literatuuropvatting. Daarbij aansluitend een gedicht van Mulisch: ‘De Hermafrodiet’. Anne Heblans analyseert in ‘Twee keer min is plus of zeer min’ het gedicht ‘Verweer’ als een wegwijzer naar het andere werk van Mulisch. Luk de Vos gaat in op ‘De compositie van de wereld’, waarbij hij zich vooral de vraag stelt welke status hij aan dat boek moet toekennen. Na dit Mulisch-gedeelte volgen nog de gedichten die bekroond werden in de Poëziewedstrijd van het Willemsfonds te Poperinge: goed werk van Anne Crivits (eindelijk weer eens present), Frans Deschoemaker (die maar niet echt wil publiceren) en Jos Stroobants.
| |
Yang
17de jrg., nr 102, 1981
Roland Jooris koos voor dit nummer tekeningen van zes Vlaamse kunstenaars: Gust de Smet, Jean Brusselmans, Amedée Cortier, Roger Raveel, Dan van Severen en Raoul de Keyser. Daarop volgt een uitgebreide serie gedichten en prozafragmenten. Het aantrekkelijkst leken mij gedichten van Hedwig Speliers en Gwij Mandelinck, proza van Hedwig Verlinde en Toon Reyniers. Willem Elias schreef een in memoriam Camille D'Havé.
| |
Varia
- Vlaanderen (30e jrg., nrs 182-183, mei-aug. 1981) brengt een dubbelnummer over Jan van Ruusbroec, met opstellen over zijn leven, zijn mystiek, de handschriften en drukken, de Ruusbroec-iconografie en het Ruusbroecgenootschap.
- In Tmuzet (4e jrg., nr. 37-38, sept.-okt. 1981) schrijft Patrick Bernauw over ‘Het romantisch realisme of: hoe nieuw is de nieuwe romantiek?’
- In Streven (49e jrg., nr. 2, nov. 1981) belicht J. Kuin ‘Een derde geratie katholieke romans in Engeland’, met daarin auteurs als David Lodge en Anthony Burgess. Phil Mertens had een gesprek met de constructivistische kunstenaar Guy Vandenbranden.
- Ter gelegenheid van de boekenbeurs brengt Kultuurleven (48e jrg., nr. [...], okt. 1981) een aflevering over boeken. Een vijftiental bijdragen belichten vooral markteconomische aspecten. Een bijzonder boeiend geheel.
- In een ‘Kennisgeving’ vernemen wij de oprichting van een nieuw tijdschrift: R.I.P., tijdschrift voor literatuur en stijl. Voorzien voor begin 1982, te Leuven. Ik citeer: ‘Bloemen noch kransen. Ingetogen inzendingen (poëzie, proza, essay) naar en meer inlichtingen bij Van Hardenberg, redactiesecretaris R.I.P., Leopoldstraat 33, 3000 Leuven’.
- Het tijdschrift De negentiende eeuw (5e jrg., nr. 3, nov. 1981) bevat een uitstekende studie van Lieske Tibbe over ‘Les XX’ en de Nederlandse schilderkunst (1883-1893)’.
6.12.1981
Hugo Brems
|
|