is maar ook wel eens langdradig wordt. Ook de structuur loopt een beetje mank. Twee grote gedeelten zijn gewijd respectievelijk aan Matty en Sophy, de twee tegengestelde figuren wier verhaalslijnen elkaar op het einde van de roman kruisen. Dat impliceert dat de lezer al te lang de figuur van Matty uit het oog verliest.
De structuur en opzet van Goldings jongste boek Rites of Passage (1980) lijken gaver te zijn. Andermaal demonstreert de auteur zijn stilistische kunst, want het werk is opgevat als een dagboek, geschreven in het begin van de negentiende eeuw. Een jonge man, Talbot, maakt namelijk de overtocht naar Australië, waar hem een belangrijke betrekking wacht. Hij schrijft een verslag van de gebeurtenissen tijdens de reis aan zijn ‘godfather’, die hem de functie bezorgde. Golding slaagt er wonderwel in een stijl te hanteren die ons doet denken aan de achttiende-eeuwse romanliteratuur zoals die van Fielding bijvoorbeeld. Ook wanneer hij zich aan het begin van een hoofdstuk tot zijn ‘godfather’ richt, herinnert dat aan de manier waarop de achttiende-eeuwse romanschrijvers rechtstreeks hun lezers aanspraken.
Het schip zelf met zijn verschillende sociale geledingen is een microkosmos en tevens een symbool voor het leven zelf. De overtocht wordt ook voor Talbot een reis naar meer zelfkennis. In die zin heeft Rites of Passage ook iets van een Bildungsroman. Talbot is een koel, ietwat cynisch aristocraat. Zijn tegenspeler is de sullige dominee Colley. De centrale episode in dit boek is een ritueel waarbij Colley volslagen dronken gemaakt wordt en tot een homoseksuele handeling gebracht wordt. Dit alles is de man te veel en hij zal letterlijk sterven van schaamte aan boord van het schip.
Talbot legt toevallig de hand op een lange brief die Colley aan zijn zuster schreef. Ook dit document krijgen we te lezen. Anders dan uit het dagboek van Talbot, treedt uit deze brief een romantisch man te voorschijn die gevoelig is voor de indrukken van de natuur. Met ontzag beschrijft hij hoe aan de ene kant van het schip de zon ondergaat en aan de andere zijde de maan in de hoogte rijst: ‘Here plainly to be seen, were the very scales of God’ (p. 233).
Ook in dit boek peilt Golding naar het kwaad in de mensen, maar nu eerder binnen de beperkte, persoonlijke sfeer. De mannen die Colley zo onnoemlijk vernederden, worden door de dominee als instrumenten van de duivel gezien. Aan boord van het schip reist ook een schilder, Brocklebank, die met een donderbus een albatros doodt. Dit herinnert natuurlijk aan de beroemde ballade van Coleridge, ‘The Rime of the Ancient Mariner’, waarin de zeeman die gestraft werd voor zijn inbreuk op het leven, weer verlost wordt door de liefde voor de levende wezens die hem omringen. De albatros-