Het verhaal Begraafplaats, waarin een ik-persoon optreedt als verteller, roept door zijn vervreemdende werking bepaalde analogieën met Kafka op. Zo ondergaat de ik-figuur eerst en vooral een ruimtelijke en temporele desoriëntatie (p. 89, 99), terwijl de wezenlijke drijfveer van zijn handelingen, die door een anoniem hoofdkantoor zijn voorgeschreven (p. 91, 92), in feite angst is (p. 89, 90). De doelstellingen van de organisatie, die zich systematisch bezighoudt met het doden, vervoeren en begraven van mensen, zijn de ik-figuur niet bekend, maar de efficiënte samenwerking binnen het hele functionerende apparaat is gebaseerd op onderlinge angst, wantrouwen en blind plichtsbesef (p. 92), waarbij de hoofdpersoon vermoedt ‘dat het altijd al zo is geweest op de wereld’ (p. 93). Gevangenen worden in het wilde weg geëxecuteerd (p. 95) of gestraft (p. 96) zonder een vorm van proces, terwijl de bewakers, die tegelijkertijd volgens een hiërarchisch systeem als beschuldigers optreden, elk ogenblik door dezelfde hiërarchie tot slachtoffer kunnen worden gemaakt (p. 99).
Ook Bordeel, Zijn kleine en Niets vertellen... vertonen Kafkaïaanse kenmerken. In de eerste tekst wordt een ik-persoon aanvankelijk zonder aanwijsbare reden gevangen genomen, waarbij hij het gevoel heeft in een verhaal van Kafka verstrikt te zijn geraakt, ‘een nachtmerrie van pure absurditeit’ (p. 102). Zijn verplichte landing en verblijf in het dorpje dat totaal afgesloten, midden in een oerwoud ligt, doet hem plots in een voor hem irreële situatie terechtkomen, waarbij hij afhankelijk wordt van anonieme autoriteiten die zijn ‘geval’ gaan onderzoeken (p. 102). Zijn bevrijding na een gedwongen nacht in een bordeel is al even onbegrijpelijk als zijn gevangenneming.
Vroeger werd reeds aangetoond hoe in het werk van Valkman polariteiten zoals liefde-haat, mooi-lelijk of goed-slecht plots, zonder reden, onderling verwisselbaar kunnen zijn. In Zijn kleine wordt dit nogmaals op treffende wijze geïllustreerd. Een man aanvaardt min of meer noodgedwongen de adoptie van een doodziek kind. Toch was het feit dat het om een beeldschoon meisje ging doorslaggevend geweest, want ‘als het (kind) onverhoopt erg lelijk zou zijn, dan zou hij absoluut moeten weigeren (...)’ (p. 123). Herhaaldelijk laten personages bij Valkman zich misleiden door uiterlijke kenmerken, en ook nu ondervindt de man dat ‘wat een engeltje leek, (...) een slet (bleek) te zijn zo geraffineerd als een slang!’ (p. 124). Hij komt er zelfs toe haar te vermoorden omdat ze elke vorm van contact met hem weigert, waarna hij niet wordt gearresteerd, maar met zijn schuldgevoel wordt achtergelaten.
Niets vertellen... handelt over een psychiatrische patiënt die opeens uit de instelling wordt ontslagen onder druk van naamloze wetten en reglementen