Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 126(1981)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Aleidis Dierick / Gedichten De man In de geur van hooi - o zomers van lang geleden - voortvluchtig de wilde eenden over de open kooi van het huis in de beemden. Het groene vuur van het gras verterend de uiterste randen. Huid zijt gij, zweet. In mijn handen zachter dan alles wat was. Achter mij alle schepen verbranden. [pagina 7] [p. 7] Wonen Nevelig het land. De seizoenen grijs in het neergutsend water. Maar de woning. Naar brood geurt zij naar fruit naar honing naar het hete hout in de schouw. Alles hebt gij gekend. Gij hebt gewoond in een huid van gevoelens in een tempel van vuur in een legertent. In de diepe donkere slaap van een vrouw. [pagina 8] [p. 8] Affligemdreef De kleine dieren, zij leven op het weggeworpen brood dat onder de struiken is achtergebleven. De nacht schuift in lichte lagen van koelte en luwte uiteen. De kloosters achter hun luiken verkruimelen tot ruïnes van steen. De bleke maan uit de sagen drijft langs een veld van anijs. O verre verrukkelijke reis tussen twee witte meidoornhagen. [pagina 9] [p. 9] Esplanadeplein Dit is een decadent seizoen met bladeren op de esplanade en vrouwen die op vrouwen wachten zacht. Met vingers van genade. O schuw ambivalent gevoel dit naderen in de val van bladeren langs rozen in het rond plantsoen wit lamplicht in de nachten. Gij, hoe gij lachte. In uw mantel van verworpene versmade. Ik zoen u en de wereld kantelt over de laatste balustrade. Vorige Volgende