O.K. de Laey en Arnold Sauwen. Van deze laatste, een onderschatte poëta minor, ken ik beter werk dan het gekozen gedicht De kranen; ik denk, bijvoorbeeld, aan de aandoenlijke gedichten: Het vaderhuis en De herberg. Om onze 19de eeuw in haar goede poëzie tot haar recht te laten komen, zou men ten minste nog een of twee gedichten moeten kiezen van Jan de Laet, bijvoorbeeld Onttoovering (het meest Europees-cultuurbewuste gedicht uit onze 19de eeuw!) en Aen een vriend; verder een gedicht van de Heineaanse Julius Vuylsteke, bijvoorbeeld De liefde is louter gevoelen, een of twee gedichten van de subtiele, pre-impressionistische Hugo Verriest, bijvoorbeeld Bij het kasteel van Rumbeke en Avondstilte, en één van de ten onrechte vrijwel onbekende C. Verhulst (vader van Raf Verhuist), bijvoorbeeld De doden.
De lezer kan concluderen dat de samenstellers, al of niet gedwongen door hun uitgever, hun keuze té eng hebben beperkt. Van hun selectie uit de hedendaagse poëzie, na de eerste uitgave van het Breviarium in 1937 verschenen, kan men het tegendeel zeggen: zij is véél te ruim.
In de nieuwe editie werden, van 1937 af, bij de zestig dichters opgenomen met één of meer gedichten. Indien men rekening houdt met het eigen karakter van deze bloemlezing, die het beste en blijvende uit zeven eeuwen nationale poëzie wil samenbrengen, is dit aantal véél te groot. Om het nog duidelijker te zeggen: er zijn hier, scherp geteld, 47 levende Vlaamse dichters te lezen. Indien sommigen niet het ongeluk hadden gekend àl te vroegtijdig te overlijden, dan zouden het er ver in de vijftig zijn geweest. Wie zou willen beweren dat er op dit ogenblik in Vlaanderen 47 zéér goede levende dichters zijn, die een plaats verdienen in een bloemlezing, die sub specie aeternitatis werd opgevat? Hoevelen onder deze 47 poëten zullen nog present zijn in een nationale en historische bloemlezing, die over dertig jaar serieus wordt gemaakt? Niet zo velen!
Maar, indien het dan tóch om een aanvulling gaat ván en voor onze tijd, en zonder universele pretentie, - zoals Karel Jonckheere, de medesamensteller van deze uitgave, waarschijnlijk het vraagstuk ziet -, dan zou ik er nog een twintigtal dichters hebben bijgenomen, die beter werk schreven dan heel wat dat hier werd opgenomen, bijvoorbeeld: Hilarion Thans (waarom is hij in deze uitgave verdwenen?), Gery Helderenberg, L. Indestege, L. van Thillo, B. Peleman, Aleidis Dierick, W. Haesaert, Gwij Mandelinck, Luuk Gruwez en enkele anderen!
Uw slotindruk, beste lezer, zou kunnen zijn dat deze bloemlezing waardering en een plaats in uw bibliotheek verdient, maar op verre na niet beantwoordt aan de ideale wens van uw recensent, die tóch te verwezenlijken is.