Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 124(1979)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 721] [p. 721] Dietsche Warande en Belfort 124ste jaargang nummer 10 december 1979 Karel Jonckheere / Gedichten Economisch beheer Mijn mededeelzaamheid: voortaan mijn waar bestaan, veeleer gesproken dan geschreven. Soms vraagt mijn hart het niet zo jachtig te doen slaan en zwijg ik even. De plots iets heser stem heeft de innigheid verstoord, elk denkt: de gastheer raakt versleten. Ik kijk ze allen aan, als had ik het gehoord, zij mogen 't weten. Mijn niet zo schuwe glimlach stelt ze gauw gerust, ik hef mijn glas op aller waarde, ook op de mijne die bijna is uitgeblust, maar nog op aarde. Eens weer alleen vraag ik me niet zo luchtig af: laat ik de laatste prent afrollen; het schorre in mijn keel, klinkt dit reeds uit het graf, namens de mollen? Dit weet ik dan alweer, het hoeft niet meer gezegd, mijn kransslagader kan besparen; en 't broze hart mag, wat het stiller heeft gelegd, voor 'n vers bewaren. [pagina 722] [p. 722] Dwaaltuin woord Zijn er nog woorden door mij niet versleten sedert de vele jaren dat ik spreek, of woorden naast het stom papier vergeten, waarop ik moe en toe mijn licht verkeek? 't Verbale pakhuis, woordenboek geheten, is sedert eeuwen onze tweede woonst, waarin ik dag en nacht de weg wil weten en zoeken naar het juiste allerschoonst. Zeg, vondt gij ooit die weg, gij vlug verdwaalde, want steeds gejaagde en zelf jagende Ram? En wat uw hand fluks uit de rekken haalde, ontaardde het niet eer in rook dan vlam? 'k Heb nog wat tijd, en ook medicamenten, er brandt nog licht in het verstild gemoed, al wat zich meldt op lip en perkamenten wordt namens mijn tekort met dank begroet. Vorige Volgende