Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 124(1979)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] Dietsche Warande en Belfort 124ste jaargang nummer 5 juni 1979 Aleidis Dierick / De verhouding I De ouders Arm. God, wat waren wij arm. Aan mijn voetzolen warm de sintels twaalf zijn, een voorjaar van vlinders het gras langs de spoorbaan warm. Gebédeld het brood in vier talen. Als kind reeds: een hartstocht naar leven een schaamteloos stillen van honger. Diep slapen. Verberg mij o aarde. 's Nachts wordt de brug opgeblazen. Zij ligt in hun warmte en ademt. [pagina 322] [p. 322] II De minnaar Van alle minnaars de namen de bontkraag, de lach van sneeuw de wijdbeense stand op de aarde de zichtbare winterse adem. Van alle minnaars de tekens gij nabije, gij schoonhese spreker onbegrepene, fluwelen steen met uw mooie mond van begeerte. Moeiteloos heeft zij u doorkeken tot op het bot en het been. [pagina 323] [p. 323] III De man Soms is zij somber en van ijzer. Kauwt op haar lot, een bitter kruid en zingt heel luid op het verlaten weiland met een hartstochtelijke metalen stem. Gij zijt mijn burcht zingt zij mijn stad zijt gij mijn wit Jerusalem mijn houtskoolland, mijn rode aarde mijn wurgkoord, gij, mijn vossenklem. Zij drinkt zijn naam als troebel water en schreeuwt en is van hem. [pagina 324] [p. 324] IV De vrouw Het sneeuwt uit een oranje hemel uit een onmeetbare diepte naar de ramen wij liggen in een grote warmte samen ik weet dat gij mij zult genezen. Want vrouwen zijn als dieren teder als zij alleen zijn in de kamer tezamen, en volledig uitgetreden uit alles waar zij zich voor schamen. Ik weet dat gij voor mij zult wezen zo teder als de hemel en de sneeuw tezamen. [pagina 325] [p. 325] V De vriend Gruwelijk, hoe eenzaam gij zijt tussen boom en vuur ongenaakbaar ingeheid, landschap van mos wortelgeschoten in gras. Gebroken het brood, maar voor wie geen wijn in het tweede glas onaanraakbaar, een mond van trots een stem van geheim verdriet. Toch roept zij, de vrouw, de vrouw uit het warme, uit het ruisende bos. Vorige Volgende