zou het geluid verminderd hebben en dat wenste Baers niet. Hij besloot zijn rit met een knal dat het al de dieren in de wei deed uiteenstuiven, Bles inbegrepen. Vera begroette Baers vriendelijk en Luppens zoog zwijgend aan zijn pijp.
Baers was klein van gestalte en haast vierkantig gebouwd. Hij had lepe ogen en haast geen voorhoofd. Een noemenswaardige nek had hij ook niet: zijn zwaar hoofd stond kordaat op zijn schouders geplant. Hij zag hoogrood en de jenever die Vera hem opdiende, verhoogde nog de kleur van zijn bakstenen facie. Het moet ook nodig gezegd dat hij ergerlijk stonk, want hij had de hele dag in het slachthuis doorgebracht. Zijn kleren waren doordrenkt van zijn zweet en van het bloed van zijn slachtoffers. Haast ieder beroep heeft zijn sociale handicap. De mijnwerker slaagt er nooit volkomen in het kolengruis uit zijn wimpers te vegen, de schoolmeester ruikt - als dat kan - naar krijt, de vishandelaar betaalt ook zijn tol aan zijn stiel. Baers rook duidelijk naar dierebloed.
Met een lang zeel gewapend, betrad hij de arena om het paard Bles te vangen en naar zijn executie te leiden. De koop was gesloten, de waar moest afgeleverd worden. Een doodgewone landelijke handeling. Geen haan die erover kraait.
Bloed is een sacraal vocht. De Grieken en de Romeinen ‘plengden’ het om hun groteske en ontuchtige goden te behagen. Het is dan ook niet verbazend dat, toen Bles de dikke bloedwalm die om Baers hing gewaar werd, het paard ook begreep dat zijn uur geslagen was. Bles had al geen maanden meer een breidel in de muil gehad. Toen Baers naderde, steigerde het hoog en wild op zijn achterpoten. Baers, met zijn leizeel, sprak het paard zacht toe maar Bles brieste woest en bewoog zich dreigend in zijn richting. De slachter sloeg op de vlucht maar het paard kreeg hem te pakken in zijn log achterwerk en zette zijn gele tanden daarin.
Vera en haar vader stonden aan het hek van de weide te schateren.
Er was geen sprake van dat Baers zich nog in de weide zou wagen. Hij stelde aan Luppens voor het contract te verbreken maar daar verzetten Luppens en Vera zich tegen. De slachter, die niet meer neerzitten kon en zich belachelijk voelde, drong aan op een oplossing. Terwijl de beraadslagingen aan de gang waren voerde Bles herhaaldelijk een triomfante ereronde uit door de weide. Het leek wel dat plots zijn zelfrespect tot overmoed was gegroeid. Ten slotte haalde Luppens zijn jachtgeweer van de zolder en gaf het aan de slachter.
Rond vijf uur 's avonds is het in Kontich uitermate vredig en werkelijk idyllisch. Er luidt dan een schrale vesperklok in de toren van het neogotische kerkje. ‘A la cinco de la tarde’, zei Garcia Lorca om het uur ‘der waarheid’