Andermaal drukt de dichter gevat zijn eenheidsvisie uit: ‘de drang van zijn zinnen / om zich in éénklank uit te vieren / in de samenhang / met al het geschapene rondom hen’, vergelijkt hij indirect met ‘de harmonie die heerst / tussen de geest / en de voldragen schoonheid / in het lichaam van een rijpe vrouw’ (27). De harmonie en de liefderoes bleven ook bij het ouder worden onveranderd: ‘het vuur van de zomer / gloeit na met zacht geweld’ (31). ‘Op de putrand van de nacht’ zitten beide oudgeworden geliefden, ‘nog niet geheel vervuld’ want ‘talloos en eindeloos zijn de binnenwerelden’ (32). ‘En zij stellen het afsterven nog uit / door het begin aan het einde te koppelen’ (33). Ook hier blijkbaar weer die eenheidsvisie. ‘Want had hij niet geleerd / met het herscheppende gerief / dat de geest uit het vlees heeft gewonnen / getrouw te blijven / aan wat met de jaren zacht vergaan moet’ (34).
De bundel besluit dan met twee veeleer synthetische gedichten: het eerste over het dichterschap, het tweede over het leven zelf. De vrouw heeft de man geluk en roes en wijsheid bijgebracht; ze heeft ook de dichter de noodzakelijke realiteitszin gegeven: ‘niet te vluchten / in een spel van woorden / in een afglans van het absolute / in blinde horizonten’. Zij bezat immers in overvloed ‘de scherpe zin voor wat hier echt en hecht is’ (35). Het is een bekend thema in Verbeecks latere poëzie (cfr. o.a. ‘Ik van de soort die als vlam’, VG 177). En al heeft de man nu slag te leveren met ‘de vijand pijn’, al ‘versnelt de tijd zijn gang’, al bekruipt hem de lust allengs ‘te zingen met de rug naar de dingen gekeerd’ (36), toch blijft voor altijd bestaan ‘de kiemende kern van zijn wezen’: het meisje van Rochehaut.
Met deze bundel heeft Verbeeck andermaal een prachtig werkstuk geleverd: sober, met lichtelijk bijbels ritme, in zijn bekende, heldere praatstijl, indringend en aangrijpend lyrisch. Verschillende gedichten eruit behoren zelfs tot de mooiste die hij schreef. ‘Het meisje van Rochehaut’ lijkt me - anderhaal voorlopig? - écht de bekroning van zijn oeuvre te zijn!