Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 122
(1977)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 570]
| ||||||||||||
Een.Op dinsdag drie september heeft hij kort na de middag het huis verlaten en met zijn vijfjarig zoontje aan de hand is hij in de richting van het dorpscentrum beginnen lopen. Hij heeft het jongetje tot op de speelplaats van de kleuterschool gebracht en is dan alleen verdergestapt naar het plein, waar hij nog ruim een kwartier heeft staan wachten aan de bushalte. Hij heeft enkele malen op de torenklok gekeken en uitgeteld hoelang het nog duren kon eer de autobus van dertien uur zevenendertig vanuit de noordelijke invalsweg om de hoek het plein op zou draaien. Hij heeft het reisticket betaald met een briefje van vijftig. Achteraan rechts op de voorlaatste bank is hij een plaats gaan innemen. Kort daarna is het voertuig in beweging gekomen. Het is hem niet ontgaan hoe na een driehonderdtal meters het door hem verlaten huis links in het kijkraam voorbij is geschoven. Hij heeft de benen gekruist en het bruine lederen draagtasje dat hij aanvankelijk aan de lange draagriem over de linkerschouder bij zich droeg, in de schoot gelegd. Tijdens de rit heeft hij afwisselend zijn aandacht verdeeld over de straten en landschappen die werden doorkruist, de passagiers die aan de haltes hun opwachting maakten en die zich nu stilzwijgend een zitplaats toeëigenden, en de wijzers van zijn polshorloge die in onregelmatige sprongetjes leken vooruit te wippen. In Antwerpen aan de terminus op het Rooseveltplein is hij uitgestapt. Hij heeft opnieuw de gordel van het tasje over de schouder geslagen. Hij heeft diagonaal het plein overgestoken in de richting van de doorsteek naar het oude stadsgedeelte. Hij heeft niet gewacht op het lichtsignaal en rennend heeft hij de drukke verkeersader overgestoken. Eenmaal de overkant bereikt heeft hij een politieman aangesproken. Die heeft bevestigend op zijn vraag geantwoord. Daarop is hij de lange rechte straat ten einde gelopen en aan de verkeerslichten is hij de straat links ingeslagen. Hij heeft het verkeersvrije pleintje gepasseerd. Na enkele nauwere straatjes doorlopen te hebben is hij het café met de geelgeverfde voorgevel binnengestapt. Alvorens neer te zitten heeft hij er een jongeman met lange bruine krulharen aangesproken en hij heeft geïnformeerd naar de | ||||||||||||
[pagina 571]
| ||||||||||||
naam van dit door hem betreden café. De jongeman heeft hem geantwoord dat hij zich moest hebben vergist. Onmiddellijk daarop is hij weer naar buiten gelopen. Hij heeft de straat naar het Grote Marktplein genomen en ook hier heeft hij een oudere heer aangesproken. Deze echter heeft hem terstond de precieze gegevens weten te verstrekken en zonder aarzelen is hij naar het café gegaan dat met het kleine terras in de schaduw van het stadhuis ligt. Hij heeft de naam van het café op een van de vensters gelezen. Hij is naar binnen gegaan en heeft een glas bier besteld. Hij heeft aan een van de vrije tafeltjes een plaats uitgekozen. Hij is gaan zitten. Hij heeft gezien hoe de kelner in het voorlopen van zijn dienblad een pils heeft genomen en die bij hem met een snelle beweging op het tafeltje heeft gezet. Hij heeft gezien hoe de overige glazen op het dienblad op een van de belendende tafeltjes zijn gedeponeerd. Nadat hij gedronken heeft is hij opnieuw opgestaan en heeft hij zich naar het toilet begeven. Hij heeft lang en overvloedig geplast. Hij heeft opnieuw de caféruimte betreden en op dat ogenblik heeft hij gemerkt dat het twintigjarige meisje M. ondertussen op haar beurt hier haar opwachting is komen maken. Terstond is hij tot bij haar gegaan, heeft haar de hand gedrukt, is tegenover haar aan het tafeltje gaan zitten. Hij heeft haar bier en sigaretten aangeboden. Hij heeft geruime tijd gepoogd een gesprek op gang te houden. Hij heeft uit het tasje een briefomslag te voorschijn gehaald. Hij heeft haar deze na een poos overhandigd. Tegen achttien uur is hij opgestapt, heeft de rekening betaald en is met haar naar buiten gegaan. Hij heeft gezien hoe zij over het plein is weggefietst. Naar Antwerpen gaan, naar de metropool gaan, naar de stad aan de Schelde gaan, naar de Sinjorenstad gaan, naar de koekestad gaan, naar de provincie-hoofdstad gaan, naar de vierde wereldhaven gaan, naar het pistool-gericht-op-het-hart-van-Engeland gaan, naar 't stad gaan, op avontuur gaan, ervan-onder gaan, eropuit trekken, wat van de wereld willen zien, ervandoor muizen, door de mazen van het net glippen, er een dagje tussenuit gaan, uit boodschappen gaan, uitgaan, uit winkelen gaan, er een dagje afknijpen, een uitstapje maken, een dagje uitvliegen, een dagje pierewaaien, een dagje uitwaaien, de bloemetjes eens buiten zetten, een dagje versieren, het bekende achter zich laten, het vertrouwde achter zich laten, weggaan, het rechte pad verlaten, het vertrouwde pad verlaten, het onbekende tegemoet gaan, verdwijnen in de massa, verloren lopen, het verrassende tegemoet gaan, zich te verliezen lopen, mislopen, zich verliezen in de onoverzichtelijkheid, op drift slaan, uit de ankers geslagen worden, verdwalen, afdwalen, opgeslokt worden in de bewegingen, opgeslokt worden in de geluiden, zich in het gevaar begeven, zich in de drukte begeven, op het scherp van het mes lopen, zich aan de verlokkingen blootstellen, de verleidingen trotseren, zich in | ||||||||||||
[pagina 572]
| ||||||||||||
vreemd gebied wagen, zich in vijandig gebied wagen, aan de controle ontsnappen, op zoek gaan naar het andere, op zoek gaan naar het nieuwe, op zoek gaan naar het onbekende, op zoek gaan naar het duistere, op zoek gaan naar het verderfelijke, op zoek gaan naar het zondige, in de onoverzichtelijkheid belanden, zich in de losbandigheid storten, de handschoen opnemen, de uitdaging aanvaarden, zichzelve verliezen, in de val lopen, in de strik trappen, overrompeld worden door de verscheidenheid en de onoverzichtelijkheid. | ||||||||||||
Twee.Thuis heeft hij de brief in het lederen draagtasje gestopt. Hij heeft de lange soepele riem over de linkerschouder geschoven zodat hij het tasje min of meer onopvallend tussen arm en jas meedragen kon. Op het dorpsplein heeft hij tijdens het kwartier wachten een sigaret en een aansteker te voorschijn gehaald. Ook heeft hij uit de tas een briefje van vijftig genomen. Hij heeft het geld in de rechterhand klaargehouden voor het ogenblik waarop het reisticket betaald diende te worden. Hij heeft het rookgerei zorgvuldig weer opgeborgen. Tijdens de rit heeft hij het tasje in de schoot gelegd, de draagriem opgerold. Na een poos is het tot hem beginnen doordringen dat hij blijkbaar de enige mannelijke passagier was die enige bagage bij zich had. Ook is het hem niet ontgaan hoe de jongeman met polotruitje die rechts op gelijke hoogte met hem zat, enige aandacht bleek te besteden aan dit feit. Wel heeft hij gemerkt hoe onderweg voornamelijk oudere vrouwen opstapten die grote lederen en plastic boodschappentassen aan de hand droegen. Bij een tamelijk bruusk uitgevoerd stopmanoeuver is het tasje met een plof op de bodem gevallen. Hij heeft daarop de draagriem tweemaal om de hand geslagen. Het heeft zich niet meer herhaald. Op het Rooseveltplein is een zware vrouw hem bij het uitstappen voorgegaan. Zij droeg in de ene hand een overvolle boodschappentas en onder de arm een in bruin papier gewikkelde doos. Hij heeft er een ogenblik aan gedacht haar behulpzaam te zijn maar ten slotte is zij erin geslaagd om zonder hulp veilig de autobus te verlaten. Hij heeft opnieuw de draagriem van het tasje over de schouder geslagen en is met haastige stappen over het beton beginnen lopen. (En terstond is het weer tot hem beginnen doordringen: een stad is een bizarre terril die zich in de loop der tijden heeft gevormd door stapeling van hetgeen net eendere typen als hij er ooit hebben naartoe gebracht of achtergelaten). In het café heeft hij het brieventasje vlak voor zich op de tafel neergezet. Hij heeft gewacht op de ober, aan wie hij om een pils heeft gevraagd. | ||||||||||||
[pagina 573]
| ||||||||||||
Daarna heeft hij het toilet opgezocht en heeft er staan wateren met nog het tasje in de rechterhand. Terug in het café heeft hij het meisje opgemerkt en heeft hij onmiddellijk tegenover haar aan het tafeltje plaats genomen. Het tasje met de briefomslag midden tussen hem en haar in. Na een poos heeft hij de druksluiting geopend en de witte omslag aarzelend tussen de vingers gehouden. Ten slotte heeft hij haar overhandigd wat hij te overhandigen had. Het meisje M. heeft heel vluchtig de inhoud gecontroleerd en daarna heeft zij het alles snel in haar tasje opgeborgen. Uit het geopende tasje heeft hij nu ook snel zijn rookgerei genomen. Het draagtasje nu leeg en wijdopen op de zitting van een nabije stoel gedeponeerd. Zich bloot geven, zich de vrije loop laten, te kijk staan, zich laten gaan, zich bevrijd achten, zich laten meeslepen, over de schreef gaan, buiten de schreef lopen, zich inspannen, zich inspannen om niets te laten blijken, zich inspannen om niet uit de toon te vallen, zich inspannen om niet op te vallen, zich inspannen om gewoon te doen, zich inspannen om niet betrapt te worden, zich inspannen om niet ontmaskerd te worden, zich inspannen om het te doen voorkomen alsof er niets aan de hand is, niet in zijn normale doening zijn, anders dan gewoon zijn, de twijfel in persoon zijn. | ||||||||||||
Drie.Hij heeft een ogenblik verwijld aan de schoolpoort en hij heeft gezien hoe het jongetje met de gele plasticlaarsjes over de plaveien naar de overkant van de speelplaats is gedrenteld. Hij heeft de bewegingen van de kleurrijke jasjes door elkaar gadegeslagen. Hij is verdergestapt. Een ogenblik heeft hij eraan gedacht naar huis terug te keren om van schoeisel te veranderen, de lichte zomersandalen die hij droeg te ruilen voor de dure bruine Richelieuschoenen. Uiteindelijk heeft hij dan toch besloten om de sandalen maar te houden. Op het dorpsplein heeft hij een tijdlang met halftoegeknepen ogen en met de rug tegen een zonbeschenen muur staan kijken. Hij heeft hoog de witte wolkenrafels over de torenspits zien trekken. Hij heeft een klad duiven pijlsnel door de hemel zien gaan. Hij heeft gegeeuwd, aan het vlak voor hem passerende verkeer nauwelijks aandacht geschonken. In de roodgele autobus heeft hij de schaduwzijde gekozen en heeft hij ongestoord de bewegingen achter het kijkvenster gevolgd. Hij heeft gezien hoe stilaan een geheel van bodem en gebouwen op het glas in beweging is gekomen. Geboomte en landschappen met woningen geleidelijk uitdijend in strepen donkerrood op een achtergrond van groen. Dichterbij de gekartelde grijze veeg van het fietspad dat evenwijdig | ||||||||||||
[pagina 574]
| ||||||||||||
aan de onderste rand van het venster mee bleef gaan. Soms, in een flits, de zon opspattend in een vensterraam, een zwart blinkend pannendak, een helgroene voortuin, heel scherp en geïsoleerd uit de beweging die om beurten stokte of weer op gang kwam. In Brecht heeft hij het naaldbos traag langs zien komen. De donkerbruine stammen rechtop in de nog natte bodem. Het is hem opgevallen hier hoe het licht allengs in sterkte begon af te nemen. Een nevelig zachtgrijs, de ruimte tussen de voorwerpen opvullend, uitwaaiend boven de woonblokken tot het wolkenloze grijs dat als een kookdamp over de eerste uitlopers van de voorstad hing. Op de Noorderplaats heeft hij gemerkt hoe de wind er krachtig vanuit de verschillende pijpen over het kruispunt woei. Hij heeft de voetgangers gezien die met wapperende kleren over de trottoirs liepen. Op het plein echter waar hij is uitgestapt opnieuw volop zon en een hoge heldere hemel. De stad, het gesteente plots okergeel, de gezichten en de gestalten scherp afgelijnd, harde schaduwen op de gevels, de voorwerpen en de materialen zelfstandig, de kleuren en de bewegingen naakt. Lopend door de lange aan de Meir evenwijdige straat heeft hij twee straaljagers geluidloos de stad zien overvliegen. Op het marktplein heeft hij halt gehouden. Ook hier de wind in het groenwit, roodwit en geelwit van een feestelijk bevlagde maar lege tribune die er stond opgericht. Daarna heeft hij het café betreden. Hij heeft het meisje M. ontmoet. Hij heeft gepoogd met haar een gesprek op gang te houden maar het heeft zich regelmatig voorgedaan dat hij tijdens de dode momenten in deze conversatie door het raam naar buiten heeft zitten kijken. Om de een of andere reden heeft hij tevens de hebbelijkheid gehad tijdens het gesprek met haar voortdurend haar blikken te ontwijken. Het fixeren op het bewegen der handen, het bierglas, de asbak, de sigaretten, de tekeningetjes in het witgrijze marmer van het tafelblad. De anatomie van de hand, het spieden naar de wijze waarop de nagels op de vingeruiteinden zijn ingelegd, de aandacht voor de glans van het hoornachtige, voor de manier waarop de vingertoppen de materie raken, vatten, betasten. Hij heeft eraan gedacht hoe zelfs dit gesprek en deze ontmoeting hem geen beletsel leek om het ook buiten te volgen waar zonder ophouden het wisselen van zon en grijs over de kasseien, de daken, de gevels, de gestalten, de bewegingen, de kleuren. Misschien zelfs dat het ook hem op die ogenblikken duidelijk is geweest: het raam is een filmscherm; dit gesprek de bizarre geluidsband die ertegenaan klinkt; er ontbreken alleen maar de vette witte lettertjes van de voettitels. Eén keer ook heeft hij het meisje gevraagd of zij wist van de bevlagde tribune op de Grote Markt. Daarop heeft ook zij vanuit het rokerige | ||||||||||||
[pagina 575]
| ||||||||||||
caféduister met aandacht de feestelijke kleurigheid daar buiten bekeken. Het meisje heeft geantwoord dat zij evenmin op de hoogte was van wat alhier te gebeuren stond. Daarop heeft hij de bedenking geopperd dat er mogelijk een herdenkingsplechtigheid werd voorbereid die wellicht over korte tijd doorgang zou vinden. Het meisje heeft beaamd dat dit inderdaad een mogelijkheid zou kunnen zijn en zij heeft eraan toegevoegd dat zij zich nochtans helemaal niet indenken kon wat voor herdenking dat dan wel zijn kon. Hij heeft gezegd dat hij het ook niet wist. Toen hij tegen zes uur het café verliet heeft hij de ogen halfdicht moeten knijpen. Hij heeft diep ingeademd. Het helle zonlicht heeft een beetje zijn ogen doen tranen. Zich in de buitenissigheid begeven, het boekje te buiten gaan, gevaar-lopen, met vuur spelen, in het offensief gaan, doorgaan, agressie trotseren, incasseren, geshockeerd worden, aangeklampt worden, het gezicht verliezen, aan gezichtsverlies lijden, verdrongen worden, vertrapt worden, genegeerd worden, verontrust worden, bestookt worden, beschadigd worden, gekwetst worden, zich overgeven. | ||||||||||||
Vier.Op het dorpsplein heeft hij gemerkt hoe er een vrouw reeds had postgevat bij de bushalte. Zij is samen met hem opgestapt en hij heeft haar na een zestal kilometers op de plaats waar het beton opnieuw in kasseiweg overgaat uit zien stappen. In Brecht heeft het voertuig tamelijk lang halt dienen te houden voor opnieuw een vrouw, die nog langs de wegberm lopend de buschauffeur een teken gaf om op haar te wachten, ook al bevond zij zich nog ruim vijftig meter van de normale stopplaats verwijderd. Het moet zijn dat deze vrouw zich moeizaam voortbewoog want het heeft abnormaal lang geduurd eer zij zich vooraan in de deuropening heeft weten te hijsen. Nerveus en ietwat brutaal is de autobus hierna weer op gang gekomen. In het dorpscentrum van de gemeente Schoten zijn er een aantal jongelui opgestapt. Aanvankelijk luidruchtige en drukpratende scholieren met boekentassen die zich rechtstaande in de middengang tot in Merksem hebben laten voeren. Ook twee slanke blonde meisjes. De ene met gladde kortgeknipte haren, de andere in nauwsluitende blauwe jeans, de haren los over de schouders. De twee meisjes opvallend blank van huid, en dit in tegenstelling met de sterkgebruinde jongens met wie zij eveneens in de middengang staande hebben gepraat. Aan een van de verkeerslichten op de Merksemse boulevard is een magere jongeman opgestapt. Erg opvallend hoog- | ||||||||||||
[pagina 576]
| ||||||||||||
blond krulhaar en bakkebaarden. Het Scandinavische type. Hij heeft het heel aandachtig zitten aankijken, om de een of andere reden heeft hij geboeid deze verschijning gadegeslagen. Tot op het ogenblik echter dat de jongeman hem op zijn beurt plots agressief recht in de ogen heeft gekeken terwijl hij door de middengang langs hem heen liep en ten slotte vlak achter hem ging neerzitten. Aan de halte op de Noorderplaats heeft hij een opvallend geschminkte en opgedirkte vrouw de boulevard zien oversteken. Zij had koolzwart en vermoedelijk geverfd haar, zij droeg een lange zwarte in de heupen spannende broek met breeduitlopende pijpen die haar om de benen flapperden, een bordeaux-rode gebloemde bloeze, zwarte glacé schoenen met zware hoge hakken. (En toen hij haar zag lopen - de buik ingetrokken, wiegende heupgang, rollende gewrichten - heeft hij aan het woord ‘hoer’ gedacht). In het eerste café een blond meisje met geel nauwsluitend polootje achter de tapkast. Een jongeman met een kelkglas donker Engels bier in de hand. Op het marktplein een heer in dure kleren met ietwat rooddoorlopen ogen en een witte krulsnor. In het café ten slotte waar hij eindelijk zijn bestemming vond heeft hij zich een weg gebaand tussen de stamgasten die tamelijk luidruchtig in groepjes rond de tapkast stonden geschaard. Hij heeft een beetje afzijdig van de druktemakerij een plaats uitgekozen. Aan een van de tafeltjes tegenover hem heeft hij drie zachtpratende jongelui opgemerkt. Bij het weer opstaan om zich naar het toilet te begeven heeft hij in de wandspiegel een glimp van zichzelf gezien (het gelaat, het zwarte ribfluwelen jasje met de glimmende spijkers) en eindelijk ook heeft hij het meisje M. gezien (herkend), is een beetje glimlachend op haar toe gelopen en heeft haar (de zijn vertrouwen niet beschamende, de van haar woord zijnde, de hem niet teleurstellende) als een vertrouwde de hand gedrukt. Met twijfels geplaagd zitten, voorwendsels uitzoeken, zich inspannen om niets te laten blijken, zich inspannen om het te doen voorkomen alsof er niets aan de hand is. | ||||||||||||
Vijf.Op het dorpsplein heeft hij een tijdlang zich weerloos met de rug tegen de stenen muur laten bestoken door het lawaai van passerend verkeer. Bij het opstappen is het hem opgevallen hoe plots het straatrumoer volledig achterwege bleef en in plaats ervan nu het enerverend optrekken en vertragen van de dieselmotor hoorbaar werd. Met tussenpozen werden de rijgeluiden uit zijn aandacht verdrongen. Tussen Brecht en Schoten heeft hij erg veel aandacht gehad voor het buitengebeuren: de gore weekend- | ||||||||||||
[pagina 577]
| ||||||||||||
optrekjes langs de weg, een groot betonnen schip in het gras dat men als café-bar heeft ingericht en wagens tot vlak tegen de romp ervan geparkeerd, de uitgestrekte en met helgroen water volgeschoten zandwinningen, scheldemeeuwen die tegen de wegberm zitten uit te rusten, rechts in een uitgestrekte weidevlakte een roodwit geverfde T.V.-zendmast. En opnieuw de stilte der dingen tegen een achtergrond van rijgeluid, rijgeluiden tegen een achtergrond van stilte. Pas naar het einde toe opnieuw stemmen hoorbaar van enkelen die zich voorbereiden om uit te stappen. Op het Rooseveltplein plots en in alle hevigheid het stadsgedaver dat er hem als een gewicht op het lijf viel. Maar hij heeft geen krimp gegeven. Hij heeft zich een weg gebaand door de geluiden. Hij is de straat evenwijdig aan de donderende Meir ten einde gelopen, af en toe lawaai-stoten vanuit een zijstraat op zijn lichaam voelend. In het eerste café gore Lou Reed in de klankboxen. Het schelle Antwerps van een jongeman die tegen de muziek in staat te praten. Een bunker van decibellen waartegen hij zich te pletter loopt. Het marktplein. Het gerammel van bierkratten. Een bel die vlak boven hem klinkt als hij met een duw zich in de caféruimte werkt. Wanneer hij het meisje ziet, wanneer het meisje M. hem ziet; wanneer het plots ophoudt, de geluiden, de stemmen, de stoten; wanneer als een muur de stilte en het hardnekkige zwijgen eindelijk wordt overmeesterd: ‘dag, hoe gaat het; fijn dat je gekomen bent.’ Zich bewegen van het bekende naar het onbekende, zich bewegen van het overzichtelijke naar het onoverzichtelijke, zich bewegen van het veilige naar het gevaarlijke, zich bewegen van het vertrouwde naar het nieuwe, van het geordende naar het chaotische, van het zuivere naar het bevlekte, van het vrome naar het heidense, van het stille naar het lawaaierige, van het geborgene naar het verlorene, van het gezonde naar het ziekelijke, van het krachtige naar het verzwakte. | ||||||||||||
Zes.In de voormiddag is zijn vrouw met de wagen naar het dorp W. vertrokken om er les te geven. Hij heeft tot kort na de middag afgewacht en nadat hij zijn zoontje naar school heeft gebracht is hij op zijn eentje met de autobus van dertien uur zevenendertig naar Antwerpen vertrokken. Tijdens de rit heeft hij opvallend veel op zijn horloge gekeken. Halfweg heeft hij geprobeerd uit te cijferen hoeveel tijd er nog beschikbaar bleef. Bij het binnenrijden van de stad heeft hij nogmaals geverifieerd en het bleek duidelijk nu dat hij zich zou moeten haasten wilde hij nog op tijd | ||||||||||||
[pagina 578]
| ||||||||||||
komen. In de autobus heeft hij zitten uitkienen hoe het verlopen zou (ik moet ervoor zorgen dat ik haar voor ben; ik mag het niet laten gebeuren dat zij op me moet wachten; ik wil zien hoe zij binnenkomt, haar een ogenblik bekijken voordat zij het in de gaten krijgt dat ik haar zit te bekijken, voordat zij merkt dat ik er ben; ik wil het zo dat ik gedurende enkele seconden nog alle troeven in de hand houd; daarna zal ik onvoorwaardelijk capituleren). Op het terras heeft hij door de ramen naar binnen gegluurd om te zien of zij er niet al was. Hij heeft tevreden geconstateerd dat hij haar voor zou zijn. Hij is het café binnengestapt. Hij heeft enigszins aarzelend een plaats uitgekozen (liefst zo onopvallend mogelijk, zoveel mogelijk van de druktemakerij rond de tapkast verwijderd, zeker ook niet aan de terras-zijde waar de ramen en de blikken van voorbijgangers). Hij heeft een pils besteld, heeft zich een ietwat nonchalante houding aangemeten, is naar het toilet gelopen en net voor hij opnieuw naar binnen is gegaan heeft hij zichzelf in de spiegel aan een kritisch keurende blik onderworpen. Hij heeft de deur geopend. Hij heeft haar terstond opgemerkt. Zij heeft op hetzelfde ogenlbik opgekeken, hem herkend, hem in deze herkenning betrapt en hem van achter het tafeltje waar zij een plaats had ingenomen toegelachen. Hij is tot bij haar gegaan, hij heeft een stoel onder het tafeltje uit getrokken, hij heeft zich tegenover haar neergezet. Hij heeft haar een beetje zien ineenkrimpen, nerveus een sigaret zien opsteken. Hij heeft haar ogen, haar mond, het bruine strak afhangende haar, haar witte handen, haar stem, haar jonge lichaam in de gemakkelijke kleren. Tegen zes uur in de namiddag is hij opgestapt en heeft hij in haar gezelschap het café verlaten. Belegeren, doorstoten, naar binnen dringen, openbreken, zich een weg banen, bestormen, infiltreren, veroveren, overrompelen, knechten, onderwerpen, tot de overgave dwingen, op de knieën dwingen. | ||||||||||||
Zeven.Op dinsdag drie september heeft hij enkele minuten na dertien uur het huis verlaten, de voordeur achter zich in het slot getrokken. Het heeft een achttal minuten geduurd vooraleer hij van hieruit de kleuterschool heeft bereikt. Omstreeks dertien uur dertig heeft hij op het dorpsplein van het dorp R. bij de bushalte postgevat. Precies om dertien uur veertig is de autobus van de lijndienst Hoogstraten/Antwerpen het plein op komen draaien. Hij is ingestapt en heel kort daarna is de autobus opnieuw in beweging gekomen. Na een vijftal minuten heeft de autobus het grond- | ||||||||||||
[pagina 579]
| ||||||||||||
gebied van het dorp R. in westelijke richting verlaten. De autobus heeft achtereenvolgens de gemeenten Sint-Lenaarts, Brecht, Sint-Job-in-'t-Goor, Schoten en Merksem doorkruist en is ten slotte om veertien uur vijfendertig aan de terminus op het Rooseveltplein in Antwerpen gearriveerd. Hier is hij uitgestapt en terstond heeft hij zich te voet naar de binnenstad begeven. Hij heeft lateraal de Frankrijklei overgestoken en is beginnen lopen in de richting van de Sint-Jacobsmarkt, Kipdorp tot het kruispunt met de Minderbroedersrui en de Katelijnevest. Om veertien uur zevenenvijftig is hij op de Grote Markt aangekomen. Omstreeks vijftien uur is hij er het café E. binnengestapt. Enkele minuten nadien is het twintigjarige meisje M. hier eveneens gearriveerd. Om zeventien uur vijfen veertig heeft hij in het gezelschap van dit twintigjarige meisje het café verlaten. Kort daarna is het meisje M. op een witte fiets over de Grote Markt weggereden. Laverend tussen de geparkeerde wagens op de kasseien heeft zij heel snel de overkant van het plein bereikt en is zij bij het naar links afslaan in de Hoogstraat uit het gezicht verdwenen. | ||||||||||||
Acht.
|
|