Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 122(1977)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] Dietsche Warande en Belfort 122ste jaargang nummer 5 juni 1977 Pieter G. Buckinx / Voorjaar aan zee Kastanjebruin juweel Door zon en zand gekoesterd kastanjebruin juweel, vergeet het knagend zeer. Geen vlijmscherp mes, geen wilde mieren meer onder de bronzen huid. Het knagend zeer dooft uit in het verborgen duister van het diepzeewoud. Wij worden water en klei voor een nieuwe geboorte. De ijstijd is voorbij. [pagina 322] [p. 322] Droomlandschap De zee, een droomlandschap waarover een rode vogel vliegt naar een koraaleiland in de verte op de rand van de vlammende zon. Dit wonder binnen uw ogen, deze zoutsmaak op uw lippen, dit voorjaarsgoud op uw voorhoofd moet gij bewaren voor later, als de vroege winter tot droefheid verkleurt. Zo wil ik u blijven proeven, liefste, als de nachten donker worden en de groeven dieper in uw voorhoofd graven. [pagina 323] [p. 323] Een wolk van vuur Een wolk van vuur hangt windstil boven het duinbos en schittert op de vleugels van een voorjaarsvlinder die stil als sneeuw op het koele helmgras slaapt. De brandnetels onder mijn huid bijten niet meer. De distels zijn dood. Een blauwe vogel wiegt geluidloos naar het binnenland. Wij liggen zwijgzaam in het sneeuwstil zand en ademen de roerloosheid. [pagina 324] [p. 324] De zilverkreet der meeuwen De zilverkreet der meeuwen verstomt, de zon verliest haar warmte en bevriest in een handvol rode bessen. De vlammen op de golven doven uit. Sluit nu de ramen voor de kraaien van de nacht ontsteek de bedelkaars, ontkleed de spiegel aan de wand en keer u binnenwaarts: Onder de vlerken van de wolken hoort gij het donderend kolken van de wilde watervallen in de Nahannirivier. Het bloed klopt in uw keel, heelal en vonkend schuim versmelten in uw ziel tot één geheel. [pagina 325] [p. 325] Zeilboten van zilver Zeilboten van zilver slapen op de spiegelgladde einder. Een rode ballon rolt uit een kinderhand. Aan een koord in de tent hangt een korte japon verdrietig te drogen. Over het strandplein waait een draaiorgelrefrein. Trots op haar naaktheid, met gesloten ogen, ligt Diana van Venus te dromen in de kalkwitte zon. Een vrouw, als van brons, duikt kronkelend onder in het vlammend schuim van de golven. En gij, verlamde vriendin, in uw rolstoel op de dijk, gij kijkt met kinderogen maar niet zonder pijn naar dit verblindend wonder. [pagina 326] [p. 326] Alleen met u Alleen met u op het mosgroen van de golfbreker tot aan de enkels in het water. De wind ligt stil. Twee kinderen bouwen droomkastelen in het zand. De zon, een vlamrode roos verbrandt op de einder. Het water glijdt als zilver door de vingers van de tijd. En wij, wij zweven met de meeuw, de ziltgeur van het zeewier op de lippen, het kantwerk op de marmerklippen tegemoet. [pagina 327] [p. 327] Midden de fosfoormuur Midden de fosfoormuur op het water glijdt uit een vlam van vogels en van bloemen de fonkelende nachtboot naar de haven. Twee geliefden in elkanders armen staren zwijgend naar de vogels en de bloemen en versmelten met het fonkelend fosfoor. Voorzichtig opent gij het raam en kijkt met wonderogen naar deze zee van vuur die tot kristal bevroor. O zeldzaam ogenblik ga nooit teloor, blijf wonen op haar voorhoofd van ivoor. Vorige Volgende