| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Appel
1ste jrg., nr. 1
Nauwelijks was mijn aankondiging van dit nieuwe blad, waarvan ik alleen de bladzijden 1 tot 3 en 33 e.v. ontving, ter perse, of prompt werd mij het volledige nummer toegestuurd. (Waarvoor een welgemeend hoera.)
Dus nog eens: een trimesterieel tijdschrift onder auspiciën van de Kulturele Raad van Sint-Truiden, en bedoeld als open forum voor uitstraling.
In dit eerste nummer een stapel voorwoorden: van redacteurs Roger Vanbrabant en Guido Wulms, van Albert Doucet, voorzitter van voornoemde Kulturele Raad, en van Jan van den Weghe. Volgt een hele serie onbelangrijke gedichten. R. Vanbrabant stelt de auteur Frans van Isacker voor en Guido Wulms maakt een voorlopige balans op van ‘een kwarteeuw nouveau roman’.
Hopen maar. De goede wil is er in ieder geval wel.
| |
De Gids
139ste jrg., nr. 3, 1976
Rudolf Geel schreef een bittere een- akter, ‘Wimbledon’, over de aftakeling van enkele ouder geworden tennisspelers, hun verloren kansen en illusies. Elmer Schönberger schrijft ‘Rondom Reinbert de Leeuw’, de bekende Nederlandse musicus en componist. ‘Reis rondom een tafel’ is een bijzonder behartenswaardige tekst van Julio Cortazar over ‘de intellectueel en de politiek’: een pleidooi voor een in alle opzichten vrije, verantwoordelijke kunst. De poëzie is over het algemeen niet zo denderend. Goed zijn wel de gedichten van Eddy van Vliet. En er is een merkwaardige cyclus van Peter Hoefnagels, ‘Aan M.C. Escher’, waarin hij probeert de grafiek van Escher in taal na te volgen.
| |
Gedicht
2de jrg., nr. 8, dec. 1975
‘Gedicht is een tijdschrift dat uitsluitend gewijd zal zijn aan de poëzie / vertegenwoordigt geen stroming in de nederlandse letteren, maar wil poëzie brengen van goede kwaliteit - of wat de redakteur daarvoor aanziet / staat open voor zowel gevestigde als debuterende dichters.’ De redacteur waarvan sprake is Remco Campert. Uitgever is De Bezige Bij. Jaarabonnement (4 nummers) 30 gulden.
Freddy de Vree publiceert een gedichtencyclus ‘In memoriam Hugues C. Pernath’, gevolgd door een getuigenis / portret over / van Pernath. Theo Hermans presenteert ‘Kabylische gedichten van Si Mohand -u- Mhand’, getuigenissen van een nog levende mondelinge poëzietraditie. Voorts acht dichters met
| |
| |
over het algemeen nogal goed werk. Vooral G. Gils, S. van den Bremt, Frank Martinus Arion, en satirische verzen van Richter Roegholt wil ik aanbevelen.
| |
Hollands Maandblad
17de jrg., nr. 341, april 1976
‘In memoriam F.F.B. (1892-1975)’ is een heel boeiende en genuanceerde reactie van de Spaanse romancier Juan Goytisolo op de dood van Franco. Karel van het Reve publiceert een reeks brieven aan zijn vader, toen die in 1924 als communistisch agitator in de gevangenis zat. ‘De hertogin van Sumatra’ is een artikel van Paul van 't Veer over de relatie van Ed. Douwes Dekker tot zijn nicht Sietske en haar vader Cornelis Abrahamsz. Zijn visie is gebaseerd op een tot nog toe onbekend dagboek van Abrahamsz. Goede gedichten van Theo Muller en een praatje in verzen van C. Buddingh': ‘In memoriam Po Tjiu I’. Twee niet-bijblijvende proza's van Chr. Hahn en J.J. Peereboom.
| |
Kentering
15de jrg., nr. 3, maart 1976
Wim Hazeu bespreekt nieuwe Vlaamse romans, van Claude van de Berge, Loeki Zvonik en J.-E. Daele. ‘Spaanse dichters in verzet tegen Franco's inquisitie’ is een bloemlezing van recente Spaanse poëzie, verzorgd door Bertus Dijk. Een andere bloemlezing van buitenlandse poëzie wordt voorgesteld en ingeleid door Mieczyslaw Orski: ‘Moderne Poolse poëzie: doortrokken van skepsis en ironie’. Voorts gedichten (goede) van Erika Dedinszky, Eddy van Vliet en Jan Boelens. ‘Man van Tollund’ is een goed prozaschetsje van Jan van der Vegt. Maar beter is een ironisch verhaaltje/parabel van Otto Dijk: ‘Over de arbeider, zijn werk en zijn geld’.
| |
Maatstaf
24ste jrg., nr. 4, april 1976
Harry G.M. Prick is daar weer eens, met ‘Zes nooit verzonden brieven’ van Lodewijk van Deyssel. Hoewel ik nogal allergisch ben voor dit soort literatuurstudie, dat al gauw het dichterlijk neusgepeuter tot een sacrale geste verheft, heb ik deze briefjes, inderdaad ‘literaire miniaturen’, met plezier gelezen. Boudewijn Maria Ignatius Büch schreef ‘Twaalf liedjes over de dood’: mooie poëzie. ‘De gebroeders Dagobé’ is wel een goed, maar toch nogal doorzichtig verhaaltje van ene niet nader gespecifieerde Joao Guimaraes Rosa. Ook goed is een verhaal over een onmogelijke, kwellende neus, door R.A. Basart. Julien Piraña vervolgt zijn ‘Afrika-dagboek’ en in ‘Portfolio’ stelt Martin Hart de tekenaar Kees Hauwert voor. Hij maakt er zich wel erg gemakkelijk van af. Dezelfde Hart wordt door Anton Korteweg en Ad Zuiderent geïnterviewd over zijn literair werk. Robert Lemm schrijft over het nogal hermetische, onvoltooide toneelstuk van Garcia Lorca: ‘Het publiek’.
| |
Mandragora
3de jrg., nr. 4, dec. 1975
Er komen heel wat jonge dichters aan bod in dit nummer. Johanna Kruit schrijft charmante gedichten. Van de anderen valt vooral Romain John van de Maele gunstig op. Twee beeldende kunstenaars worden voorgesteld. Guy van Hoof belicht het grafisch werk van
| |
| |
de Antwerpse kunstenaar Gerard Vanhove en Robrecht Portier schrijft over Karel Moreels, maker van kunstlaswerk. L. Roelandt, die al meer rare snuiters beschreven heeft, vertelt nu over een ontmoeting met de Turkse schilder Fikret Moualla Saygi. Verder enkele recensies door Car Flanders.
| |
Ons erfdeel
19de jrg., nr. 2, maart-april 1976
Enkele bijdragen over cultuur, cultuurpolitiek en culturele betrekkingen. Joris Dedeurwaerder analyseert het ‘Duitse internationaal kultureel beleid’ en stelt het zowat als model voor Europa. P.H. van der Plank geeft een sociologisch overzicht van de toestand van het Fries en Guy vande Putte publiceert een eerste deel van een historisch overzicht van de ‘Kulturele betrekkingen tussen de Nederlanden en Denemarken’. Roger Arteel licht het amateur-toneel in Vlaanderen door en geraakt niet opgetogen. Twee plastische kunstenaars worden voorgesteld: José Boyens schetst de evolutie van Rob Stultiens als een ‘ere-saluut aan de kubus’; ‘Joop van den Broek, revolutionair van de monumentale glaskunst’ wordt voorgesteld door Hans Redeker. In de culturele kroniek lezen we o.m. over nieuwe gedichten van Frans Depeuter, proza van Claude van de Berge en Adriaan van der Veen.
| |
Spektator
5de jrg., nr. 8, maart 1976
Frans C. de Rover schrijft een studie over ‘Menuet’ van L.-P. Boon: ‘De boodschap van de vent achter de vorm’, een interpretatie aan de hand van Booth's ‘Rhetoric of Fiction’. Wa. R.D. van Oostrum schrijft een tweede deel ‘Over tijd en ruimte in Sara Burgerhart’. L.F. van Driel identificeert de geheimzinnige cijfercode in W.F. Hermans’ ‘De god Denkbaar’. Varianten van een gedicht van Chris van Geel worden gepubliceerd door E. de Waard en T. van Deel.
| |
Tenen
3de periode, nr. 15, april 1976
Dit eenmansblad van Thomas Triphon draagt als ondertitel ‘Nieuw literair creatief critisch tijdschrift’. Een jaargang omvat 5 nummers en kost 250 fr. Redactie: Thomas Triphon, Kraaistraat 32, 9000 Gent. Dit is een nummer dat helemaal vol staat met verhaaltjes voor kinderen, allemaal van Triphon. En ze zijn zelfs nog redelijk goed ook.
| |
Yang
12de jrg., nr. 67, maart 1976
Naast een redactie is er nu een ‘Yang groep Gent’, waarvan de meest uiteenlopende auteurs deel uitmaken. ‘Brussel direct’ is een t.v.-spel van Jean-Marie de Smet over gewone gesprekken van gewone mensen in een maandagmorgense trein. John Verstraete schrijft enkele goede satirische verzen. Er is overigens heel wat poëzie in dit nummer, en meestal van behoorlijke kwaliteit, o.m. van José de Poortere, Bea de Longie, Pieter Aerts. De schilder-schrijver Pjeroo Roobjee wordt in een vriendschappelijke brief voorgesteld/gehuldigd door Eric de Buck. In het spoor van D. van Ryssel beproefde een hele reeks creatievelingen hun krachten op de collage. Bijzonder goed gevonden is een bij de vi- | |
| |
suele poëzie aansluitende collage van Hedwig Verlinde. Goed proza van John Groosman en Jotie 't Hooft. Jules Welling opent een serie over ‘Taalcuriosa’: een merkwaardige verzameling palindromen.
| |
Varia
- Rob Nieuwenhuys stelde voor Tirade (20ste jrg., nr. 213, maart 1976) een aflevering samen over ‘Volkspoëzie van Indonesië’.
- Als nr. 2 van de 10de jrg. (lente 1976) van Kreatief verschijnt ‘Lente in Vorst’, een nieuwe en zeer goede dichtbundel van Stefaan van den Bremt. Enkel de laatste cyclus, over zijn verblijf in de gevangenis, ontgoochelt, haalt niet het niveau van de andere verzen.
- In het Tijdschrift van de V.U.B. (17de jrg., nr. 2-3, 1975) laat J. Duytschaever een studie verschijnen over ‘De actualiteit van Goethes Werther (1774-1974). Een sociologisch perspectief’.
- In Spiegel der Letteren (17de jrg., nr. 4, 1975) confronteert H. Brems een gedicht van Hugo Claus met de schilderijen van K. Appel, waarop het geinspireerd is. R. Bouckaert-Ghesquiere belicht ‘Emil Staigers opvattingen over literatuur en literatuurstudie’. Het is de eerste in een reeks bijdragen over de belangrijkste vertegenwoordigers van de fenomenologische literatuurstudie.
- Nr. 5/6 (dec. 1975) van de 3de jrg. van 't Kofschip - Zonder Meer is een speciaal nummer met het zgn. romandebuut van Gerd de Ley: ‘Intiem Dossier van Wim Triesthof’. Een hopeloze poging tot geestigheid.
Hugo Brems
|
|