Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 121(1976)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] Dietsche Warande en Belfort 121ste jaargang nummer 2 februari 1976 Aleidis Dierick / Lied voor mijn minnaar I Gij zijt mijn wilde, voorzichtige jager die 's nachts door het bos gaat op voeten van leder de vossen dansen op poten van licht de dood komt geluidloos en teder. Gij zijt mijn zwijgzaam en neuriënd kind met de maan en de vos om uw schouders en een onverklaarbaar, innig verdriet als gij magerder wordt en ouder. Gij zijt mijn wilde, voorzichtige doder, uw mond heeft een bessensmaak, het huis staat behoedzaam, heel de morgen, over uw droomloze slaap. [pagina 82] [p. 82] II De regen. Altijd als wij samenwaren de regen, de grote ruisregen aan de ramen, een stromend bruisen, een ebbend waaien, de regen, altijd, als wij samenwaren. Weerloze vrouw in zijn schromend ademen, heel laat de schreeuw van de pauw op de hei, nachtbliksems blauw uit alle wateren, adem en zwaarte, o, gij, o gij, en het ruisend land waar wij samenwaren. Aan monden en handen een spraakloze taal, broodsmaak en wijn, o avonden, jaren. O, donker en diep en nog jong te zijn. Vorige Volgende