Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 120(1975)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 179] [p. 179] Dirk Kroon / Gedichten identificatie misschien dat het toeval is buiten het raam waarachter wij huizen op een brakke aarde die geen tuin meer is een met bloed getekende vogel die zich voortsleept naar een schuilplaats terwijl het jaargetij tegenzit afdoende dekking is er nog niet misschien is het ook geen toeval dat je bloemen voor mij meebracht waarom wijs ik je de vogel waarom wijs ik je op het spoor van bederf ach bederf - wie weet noemen wij elkaar straks nog vogels het vliegen is ontnomen zeggen wij dat later ja want we hebben elkaar gezocht terwijl woorden ons op de grond hielden ons van elkaar verwijderden nee want wij willen er niet aan wij lachen met in de mond de smaak van bloed wij blijven liefste zeggen met in de handen het gevoel van kou vogel vrouw [pagina 180] [p. 180] theoretisch teveel verloren liggen hand in hand gekwetst en zwijgzaam wij klam van onmacht straks staan wij op en spreken en zoeken alsof wij te laat zijn gekomen tot onvrede maar gemelijke guerrilla woelt in ons tot verweer herboren toch niet meer dan wil en kracht ophef maken van leven omdat wij van dood zijn vergeten de angst ER IS iets op komst laat mij de stilte vergeten er hangt op het eerste gezicht het beste een kunstmatige dood in de lucht mijn bloed begint te stollen de woorden vragen evenwicht [pagina 181] [p. 181] maar een duisternis slaat in omringt ons de nacht is niet te stuiten zelfs niet nu je vingers in brand staan omdat het te laat is omdat ik niets nog heb geschreven [pagina 182] [p. 182] dichterschap bijna verdronken tast ik naar je handen door een regen die een ondergang verkondigt niet om gered te worden maar om te bewaren wie ik aan dood niet afstaan wil sprekend de woorden wordt mijn mond lichter ik kom al hoog boven het water en je lichaam schuilt al achter warmte het gedicht houdt angstvallig de toestand bij en vast [pagina 183] [p. 183] dromen maar verdrietig van teveel handen voorzien heb ik je sidderend achtergelaten mij vragen de dagen wat heb je gedaan ik was hier voor jou maar luister geen vrede af van een variant op harde dromers van nu ook geen troost de ogen verloochend tastend met te breekbare handen zingend met verslindende vingers zal ik je dragen maar later waarschijnlijk begraven in het zand van vergeten kijk als ik spreek en het kind ben dat speelt aan het strand van de zee Vorige Volgende