sance of de romantiek was geweest.
Nochtans strookte zij slechts ten dele met zijn karakter en temperament, Haar naakte, eerlijke menselijkheid sprak hem aan, haar barokke woordenvloed viel hem tegen. Weldra, door zijn studie van de klassieke letteren, de Latijnse in het bijzonder, van de antieke beschaving en onze middeleeuwse letteren, ontdekte hij een hogere denk- en schoonheidsvorm. Even ver van gevoelsretoriek als van een ontmergd en harteloos rationalisme, was hij als kind van Limburgs land en volk, een verstilde romanticus, versterkt in zijn wereldbeschouwing en levensopvatting door de herinnering aan de literaire meesterstukken en de vroomheidsliteratuur die hij gelezen had. Niet om niet was de naam van zijn eerste verzenbundel, pas in 1932 verschenen, Vale dicere. Leven was afscheid nemen, mysterie, verlangen en hoop.
Terugkerend naar de grondlagen van onze beschaving, heeft Indestege veel vertaald en verschillende onbekende werken uitgegeven. Wat hem aangetrokken heeft om talrijke vagantenliederen te verdietsen kunnen wij raden: die wondere mengeling van spontane levenslust, wisselend tussen dartele zinnelijkheid en tot de dood bedroefde onrust, gesublimeerd in een poëtisch klank- en ritmespel. Die speelsheid in de verwoording, uiting van een dichterlijke begaafdheid is het, die hem evenzeer als de levensinhoud van die lyriek heeft bekoord, bij het schrijven van zijn essay Rondom Erasmus' Lof der Zotheid. Om zijn heerlijke taalkunst had hij het meer voor Gezelle dan voor Van de Woestijne, hoewel het gevoelsklimaat van de laatste hem nader lag.
Niet alleen de Latijnse letteren van de middeleeuwen hebben Indestege geboeid. Naast een bloemlezing uit de refereynen van Jan van Stijevoort, publiceerde hij een viertal door hem ontdekte teksten, die hij van aantekeningen en een inleiding voorzag. Het zijn Het Memorieboek van het klooster Onze-Lieve-Vrouw-ter-Riviere te Bree, een Passie Jhesu, een verzameling Middelnederlandsche gedichten, liederen, rijmspreuken en exempelen en een Diets gebedenboek uit het begin der zestiende eeuw, een der vele kostbaarheden uit zijn bibliotheek van om en bij de twintigduizend boeken. Uit de renaissancetijd vertaalde hij de sonnetten van Louise Labé en haar dialoog in de vorm van een proces Het verschil tussen dwaasheid en liefde.
Wat hij in die Franse dichteres bewonderde, haar authenticiteit en tragisch liefdebesef, heeft hij in de Italiaanse letterkunde die hem zeer dierbaar was, van Dante tot Leopardi en van Carducci tot Pirandello teruggevonden. Nadat hij achtereenvolgens in ons middelbaar onderwijs verschillende functies uitgeoefend had in Luik, Antwerpen, Aat en Brussel, was hij jaren lang lector in de Nederlandse taal en cultuurgeschiedenis aan de universiteit van