De observatiekamer
In de observatiekamer, die het midden houdt tussen een stationsemplacement en een betonnen fabriekshal, is men schuldig. De betrokkenen zijn hiervan volledig doordrongen. De aard van de schuld, vaak zeer samengesteld, moet enkel nog worden ontcijferd. Aan de muren hangt van iedere patiënt een zogenaamde schuldtabel, die door hemzelf wordt bijgehouden. Zelfwerkzaamheid vergroot het verantwoordelijkheidsgevoel.
De patiënten hebben voor de eigen en voor elkaars schuldtabellen de grootste belangstelling. Vergelijking van de schuldtypes, van de samenstelling ervan, werkt vaak zeer verhelderend. Toch zijn er patiënten die hardnekkig blijven beweren dat de schuldtabel die hun naam vermeldt geen betrekking heeft op hen maar op een wildvreemde, met wiens gedachtenkronkels ze niets gemeen hebben.
Men schrijft deze gevallen toe aan psychische remmingen en behandelt hen daarvoor in de ontremkamer. Het merendeel evenwel slaagt erin hoofd- en subsoorten van zijn schuld te achterhalen. Een van de opmerkelijkste resultaten van de behandeling in de kliniek is dat die altijd na enkele dagen met succes bekroond wordt.
‘In feite’, zo vertelde een der psychici me, ‘gaat het er hier om een herinneringsproces op gang te brengen, wij hebben daarin uitsluitend een functie als coördinators. Wij dragen wat suggesties aan die het proces bespoedigen.’
Wanneer de gordiaanse knoop van de schuld ontward is is de patiënt een ander wezen geworden, slechts uit zijn monotone spraak en vergrote pupillen valt af te leiden wie je voor je hebt. Hij doorgrondt nu de situatie waarin hij zich bevindt. Hij weet wat hem heeft doen falen en is voortaan een rots van betrouwbaarheid, standvastigheid. Hij gaat terug naar het quarantainestation en passeert daar de tijd in bed met onder andere het schilderen van mondprenten, in afwachten van zijn uitkeuring.
‘Dit alles’, zo zei de arts me, ‘kan alleen bereikt worden door de patiënten onmiddellijk nadat bepaalde symptomen aan het licht getreden zijn te isoleren, schuldig te verklaren en te vonnissen.’
‘Het individu’, zo zei hij, ‘kan niet dan onder een zekere druk tot de waarheid gebracht worden omtrent zichzelf en zijn functioneren binnen de gemeenschap.’
Men beschikt voor dit doel over de meest verfijnde gesprekstechnieken in de observatiekamer. Het komt voor dat een