het tafeltje stond. Hij was al een beetje blauw en waarschijnlijk daardoor bleef hij bij ons staan en gaf een rondje. Willi, de communist. Vijfenzestig jaar was ie. Zag er nog heel knap uit en vooral zijn ogen waren opvallend levendig. Willi de filosoof ook, en de dichter. Als er nu iemand kwam en me in de armen nam, zong hij. Nonkel Willi keek wat beschaamd naar beneden.
Drink leeg, nonkel Willi, zei de Willi van de kelderkamer.
En steeds opnieuw: drink leeg.
En nonkel Willi dronk. De vrouw was er immers niet, men had ze naar het ziekenhuis gebracht. Hij kon het zich eens veroorloven nu.
De jarige Willi vertelde. Hoe hij door de oorlog zijn vrouw was kwijtgeraakt. In Rostock moest hij werken aan de vliegtuigen. Slechts om het half jaar naar huis. Een mens houdt dat niet uit, je leert andere vrouwen kennen en je weet waar het tenslotte op uitdraait. Dat is toch zo menselijk.
Samen met José in de kantine. Hoe ontgoochelend het is. Eeuwige liefde en trouw, laat ons lachen. De wereld leert ons andere zaken. Voorbeelden legio. Maar het kwetst en maakt onzeker. Wat doe je ertegen?
Ik heb ook eens iemand gekend, zei toen nonkel Willi. Maar ik heb pech gehad, ik ben veel te klein. Pech gehad, herhaalde hij triestig maar gelaten.
Met zijn veel te grote hoofd neergebogen keek hij naar de borrel die voor hem op de tafel stond. Willi spoorde hem aan te drinken.
Maak leeg, nonkel Willi, maak leeg. Vandaag geen zorgen, ik betaal. Vandaag ben ik jarig en daar mag jij mee op drinken. Bovendien is die vrouw weg, vanavond ben jij heer en meester. Drink leeg, nonkel Willi.
En nonkel Willi dronk. Hij moest zijn arm bijna omhoogheffen om het glaasje van de tafel te nemen.
We stonden alle vier recht rond het keukentafeltje: vrouw Eickhoff, Willi de huurder van de kelderkamer, nonkel Willi van het huisje erover en ikzelf. Toevallig samengekomen rond het kleine tafeltje die zaterdagavond.
Nonkel Willi, die de vuilemmer uit de keuken draagt en die in een grotere ledigt die buiten staat. En die dan met een karretje tot buiten de afsluiting voert.
Nonkel Willi, die op een avond de frituur nadert en zich bij het zien van de heersende drukte op zijn stappen terugtrekt. En die dan weer terugkeert, verlegen groet en verontschuldigend zegt dat hij honger heeft en dat hij nog wat wil eten voor het slapengaan. Ik ben wel niet zo groot als jullie, maar toch heb ik honger. Neem me maar niet kwalijk, ik stoor maar een paar minuten, ik heb nog honger.