Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 119
(1974)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Kroniek José Lambert / De esthetiek van de snelheidClaude Pichois, Littérature et Progrès. Vitesse et vision du monde. Essai. Neuchâtel, La Baconnière (1973) (Langages). Het lijkt nutteloos aan de lezers van Dietsche Warande de persoonlijkheid van Claude Pichois voor te stellen. Deze Franse hoogleraar, momenteel verbonden aan de Vanderbilt University (Nashville, USA), behoort tot de meest gezaghebbende comparatisten en critici van het ogenblik (men heeft zelfs onlangs zijn Littérature comparée in het Nederlands vertaald). Vitesse et vision du monde kondigt op het eerste gezicht een nieuwe richting aan in de loopbaan van Pichois, die zich de jongste jaren onder meer opwierp tot een specialist van de tekstuitgave (Baudelaire, Colette, Nerval...). In feite herinnert dit boek zijn lezer voortdurend aan boeiende bladzijden uit L'Image de Jean-Paul Richter, La Littérature comparée, Les Années baudelairiennes, enz. Ervaringen en intuïties, opgedaan sinds een twintigtal jaren en sindsdien gerijpt, worden hier verzameld en omgewerkt tot een nieuwe visie op moderne literatuur. Want dit essay wordt terecht voorgesteld met speciale methodologische ambities. ‘Notre propos est principalement de montrer ce que la littérature a dû a la métamorphose des paysages sous l'effet de la vitesse. Ce n'est pas le propos d'un philosophe, ni celui d'un “poéticien”. C'est le propos d'un historien des littératures comparées qui a toujours eu la nostalgie d'une certaine sociologie. | |
[pagina 62]
| |
IV.) De auteur verwondert er zich over dat de belangstelling van de moderne kritiek voor ruimte en tijd zich niet heeft uitgebreid tot de beweging - of de snelheid: ‘Alors que sont nombreuses les études sur l'espace et le temps - il suffit de citer les noms exemplaires de Gaston Bachelard et de Georges Poulet -, la vitesse et d'abord le simple mouvement qui naissent de leur étroite relation ont été négligés.’ (p. I-II.) Pichois behandelt in ieder geval veeleer de snelheid dan de beweging, wat zijn onderzoek vanzelfsprekend beperkt tot de moderne literatuur (19e en 20e eeuw in Frankrijk, Italië, Spanje, Duitsland, Engeland...), van Goethe tot Max Frisch, Giono en Mandiargues. En we zien hoe de literaire visie van de wereld mee evolueert met de snelheid (reiskoets - trein - auto - ballon - vliegtuig), tot met de ‘jet’ een soort van snelheidsmuur wordt bereikt waartegen de inspiratie botst. De hoogtepunten - esthetisch, maar ook qua frequentie - liggen reeds ver achter de rug, ondanks La Modification. We denken onwillekeurig aan de impressionisten, aan Cendrars en zijn Prose du Transsibérien, en aan Proust. De auteur verduidelijkt enkel de hoofdlijnen van een ingewikkelde evolutie; hij bedoelt geenszins een exhaustieve inventaris te leveren van ‘de snelheidsliteratuur’. Zijn inzichten leiden in ieder geval tot een nieuwe probleemstelling, bijv. in verband met Proust: ‘Si l'univers de Proust est un univers de la relativité et de l'instabilité - ce qui le rendit si étrange aux premiers lecteurs - il le doit à une vitesse réelle ou à une vitesse potentielle. Cet univers porte une date.’ (p. 92) De conclusie, geïnspireerd door Giono,Ga naar eind1. zou onze Johan Daisne kunnen doen glunderen: ‘Réalisme magique: cette formule est sans doute la meilleure définition que l'on puisse donner de l'esthétique de la vitesse.’ (p. 123.) Deze formule opent nieuwe perspectieven; ze doet ook problemen rijzen en laat ons vermoeden hoever de bewegingsthematiek ons kan leiden. Een diachronische en synchronische studie van de literaire notie ‘realisme’ (en van de correlatieve noties) in de landen die hier aan bod komen, zou ons heel wat leren over de werkelijkheidsvisie en de kunstvisie in onze westerse cultuur, en zou duidelijk aantonen dat de werkelijkheid waarover steeds sprake is, niet in alle windstreken en perioden dezelfde is.Ga naar eind2. Dit boek doet ons ook dromen van een gelijkaardige studie over de ‘Stimmung’ en de ‘Einfühlung’ in de westerse literatuur: de fusie van ‘ik’ en ‘natuur’ bij Jean-Paul Richter, Tieck, Brentano bijv. werd tot nog toe uiterst zelden onderzocht in relatie met de impressionistische verschijnselen uit de jaren 1880. De specialisten worden natuurlijk afgeschrikt door een dergelijk project, wat | |
[pagina 63]
| |
geenszins impliceert dat het overbodig is. Claude Pichois heeft in ieder geval aangetoond dat het mogelijk is onderzoeksterreinen open te gooien en er zelf de eerste stappen in te wagen. Hij heeft nog een andere verdienste: zijn essay is geschreven en moet gelezen worden in een ritme dat past bij het onderwerp; vanuit alle standpunten is het een prachtige illustratie van ‘le plaisir du texte’. |
|