| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Kreatief
7 de jrg., nr. 1, mei 1973
Een dik nummer, vol poëzie en kritiek. Tien dichters krijgen een beurt. Martien de Jong schrijft met fantasie doortrokken reisimpressies. Guido Arbeid houdt het bij zeer ongecompliceerde sensuele liefdesverzen. Opvallend goed, op enkele verzen na, zijn de gedichten van W. Spillebeen. Snoek schijnt de weelderige sensualiteit van zijn vroeger werk met de grotere directheid van zijn laatste bundel te willen verzoenen. Gedichten van S. van den Bremt hebben veel gewonnen bij versobering en verstrakking. Werner Pauwels gaat nogal woordrijk te keer tegen de burgers. De overigen, S. Abbiati, M. Messens, D. Desmadryl en H. de Vogelaere lijken minder interessant. J.J. Wesselo heeft het tweemaal, vanuit wisselende optiek, over de heksenkring van politiek engagement en individualistische burgerlijke literatuur ‘waarbinnen je als socialist en auteur voortdurend als een zot ronddraaft.’ L. Deflo schrijft met enthousiasme over Schouwenaars' roman ‘De Seizoenen’. Eric de Beek stelt zich kritisch op tegenover Walravens als prozaïst, om integendeel de bezieler van de avant-garde in hem te eren. De uitgave van de gedichten van Mao-Ze-Dong wordt besproken tegen de achtergrond van enkele constanten uit de Chinese literaire traditie, door S. van den Bremt. Jules Welling presenteert het boek van K. Koch: ‘Wishes Lies and Dreams’, waarin een boeiende en alle aandacht verdienende methode wordt voorgesteld om kinderen creatief met taal te leren omgaan. Enkele overtuigende voorbeelden horen bij zijn opstel. R. Jooris stelt de kunstenaar Staf Renier voor, die ‘de relatie tussen materialen, tijd en omgeving visualiseert’. Een boeiende hobby voorwaar. Ten slotte een reeks kortere poëzie- en romanrecensies.
| |
Raam
nr. 94, mei 1973
N.a.v. het enigszins programmatische opstel ‘In de vuurlinie’ van G. Knuvelder (Raam, okt. 1972) dragen drie critici enige argumenten bij tot de ‘discussie over het culturele belang van de literatuur en de implicaties daarvan voor de literatuurstudie’. In ‘Fictionaliteit’ doorloopt J. Kruithof chronologisch de evolutie van de verhouding literatuur-werkelijkheid/waarheid. Hij stelt een toenemende specialisatie en zelfbetrokkenheid van de literatuur vast, een evolutie van ‘beweerde of vermeende referentialiteit naar zuivere creatie’. J.J. Wesselo pleit voor ‘geëngageerd oordelen’. Hij deelt, met het oog daarop, de hedendaagse literaire produktie in een aantal categorieën in, naar gelang van
| |
| |
de manieren waarop het engagement, d.w.z. ‘de literaire houding t.o.v. de literaire realiteit als pendant van de dagelijkse, resulterend in een literair-maatschappelijke contekst van de eenzaamheid van het personage, als criteriale factor gehanteerd wordt’. E. Willems ten slotte bespreekt Deflo's documentaire over nieuw-realistische poëzie in Vlaanderen. Interessant is zijn confrontatie met theorieën uit de ‘Nouvelle Critique’. Jan Cartens publiceert een romanfragment ‘Bevrijding’, het zoveelste relaas van een door oorlogsomstandigheden en moreel-religieuze frustraties gefnuikte jeugd. Gedichten van M. Kneepkens en A. Korte weg. M. Tophoff schrijft een stukje n.a.v. een verblijf in het boeddhistische Vipassana-Centre in Engeland. Een van zijn gekke en heldere invallen brengt Cornets de Groot ertoe W.F. Hermans' opstel over de fenomenologie van de pin-up-girl te gebruiken als vertrekpunt voor een analyse van Achterbergs bundel ‘zestien’.
| |
Restant
3 de jrg., nr. 2-3, maart-juni 1973
Dirk de Zutter en Hedwig Speliers schrijven beide over G.K. van het Reve. De eerste over de humor in de vroegste werken, Speliers over de betekenis van de wending naar het katholicisme en de openlijke belijdenis van de homoseksualiteit in het latere werk. Er zijn heel wat goede gedichten in dit nummer, vnl. van Yves Slabbinck, Wilfried van Craen en J.M. Decorte. Daarnaast ook vertaalde poëzie van César Vallejo. Luk de Vos publiceert een essay over het wereldbeeld van S.F.-auteur Alfred Bester. Joost Buysschaert bespreekt het jongste werk van T.A. van Dijk, ‘Some Aspects of Text Grammars’ en André Lefèvre heeft veel lof voor Willy Roggemans ‘Homoiostase’.
| |
De Vlaamse Gids
57ste jrg., nr. 6, juni 1973
Onder de titel ‘De kleurrijke victorie van de wonderlijke werkelijkheid’ bespreekt L. Deflo met uiteraard zeer grote sympathie twee recente nieuw-realistische poëziepublikaties, nl. ‘Het souvenirswinkeltje van Lukas’ (P. Lasoen) en ‘Aardbeien uit een blauw vergiet’ (M. de Jong). Van beide dichters volgen enkele recente verzen. Jean-Marie Maes confronteert de literair-theoretische werken van Maatje en Van Dijk als ‘het verhaal van de schildpad en de haas’. In zijn rubriek ‘O Nederlandse taal’ heeft Cornets de Groot het over de tegenstelling vleesmens/luchtmens in de poëzie van Lucebert. Jan-Emiel Daele en Jan Vercammen brengen elk vanuit de eigen optiek een overzicht van de recente herrie in de V.V.L. Wim Toebosch heeft het over de Amerikaanse literatuur van de jongste jaren.
| |
Koebel
nr. 6, lente 1973
Heel wat creatieve literatuur, waarvan echter weinig of niets boven het peil van de gemiddelde puberlyriek komt. Interessanter is een gesprek van E. Verpale met de ons voorts onbekende dichter-tekenaar Freddy Taghon. R.J. van de Maele stelt de Deense auteur Klaus Rifbjerg en Jan Braet de Nederlandse dichter Jan Visser voor. Verder nog een korte recensie van de verzamelde gedichten van Willem M. Roggeman door H. Leus.
| |
| |
| |
De Tafelronde
17de jrg., nr. 4
Dit nummer is opgevat als een ‘Anthologie van Belgische en Nederlandse visuele poëzie’. Onder visuele poëzie wordt hier alles verstaan wat vroeger concrete poëzie werd genoemd. P. de Vree geeft een overzicht van het verschijnsel sinds Mallarmé, Apollinaire en het Italiaanse futurisme. Daarna bespreekt hij de recente bloei van het fenomeen in België en Nederland, waarbij aandacht wordt besteed aan de voornaamste visuele dichters. De rest van de aflevering bevat een representatieve keuze uit de recente produktie.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift
26ste jrg., nr. 4, april 1973
‘Tegen een bizarre achtergrond van algemeen bederf’ is bizar proza van C.C. Krijgelmans. Verder proza van Hector-Jan Loreis en het vervolg van ‘Dionysus Absconditus’ door Laurent Veydt. Marcel Coole publiceert twee gedichten. In ‘Door het drieluik van de tijd heen’ begint Michel Bartosik een geduldig onderzoek naar de thematiek van Hugues C. Pernath. In ‘Reflex’ wijdt Anny Matti een zeer intelligent onderzoek aan recente publikaties over de vrouw en haar emancipatie.
| |
Ons Erfdeel
16de jrg., nr. 3, mei-juni 1973
Prof. J.L. Wieërs van het Postuniversitair Centrum Limburg stelt zich en ons de vraag: ‘Toegang tot de universiteit: remmen of aanmoedigen?’. Het is het dilemma van democratisering en besparing. D. Ouwendijk brengt een analyse van de moderne (Noord-)nederlandse film. Als dichter is Erik van Ruysbeek aan de eer. In ‘Poëzie als een geestelijk herboren worden’ karakteriseert Van Itterbeek de complexe dichter, die een synthese tussen denken en dichten nastreeft en zich een sterk syncretistische poëtische levensvisie uitbouwt. Dat blijkt nog eens duidelijk uit een essay van Van Ruysbeek zelf: ‘De mens als geestelijk wezen; fermenten voor een desaliënatie’. Volgt een keuze uit zijn gedichten. Jan d'Haese bespreekt het James Ensor-boek van Paul Hasaerts. Prof. dr. Francis Bulhof, die Nederlands doceert aan de universiteit van Texas, schrijft over een reis van de 18-jarige A. Verwey naar New Mexico en de beslissende invloed daarvan op zijn evolutie. Jan Deloof onderzoekt het aandeel van de kleurling in de Zuidafrikaanse letterkunde. In de culturele kroniek o.m. recensies over werk van Lidy van Marissing, Clem Schouwenaars, Marcel van Maele, Saul van Messel, Achterberg en over enkele recente Timmermansstudies.
| |
Spektator
2de jrg., nr. 8, juni 1973
Ton Anbeek schrijft een interessant artikel over de specifieke problemen bij het interpreteren en analyseren van prozateksten. Wat zijn opstel bijzonder bruikbaar maakt is de overvloed van concrete voorbeelden en verwijzingen naar bestaande analyses en interpretaties. ‘Over de grondslagen van de literatuurwetenschap’ is het tweede deel van een artikel waarin Gies de Haan op basis van een fundamentele kritiek op Maatjes handboek de epistemologische
| |
| |
basis van de literatuurwetenschap onderzoekt. A.J. Hanon heeft het over ‘Een 18e-eeuwse broodschrijver: Nicolaas François Hoefnagel (1735-84)’.
| |
De Periscoop
23ste jrg., nr. 9-10, juli-aug. 1973
Heel wat kronieken en recensies over proza in dit nummer. P. de Vree schrijft over de jongste roman van Raes. A. Demedts wijdt zijn kroniek aan verhalen en romans van R. van de Velde, P. Brondeel en R. Hannelore, onder de titel ‘Terug naar het romantisme?’. Demedts zelf komt ter sprake in een recensie van ‘De Belgische Republiek’ door Em. Janssen, en een essay-interview met Werner Pauwels. Wat de poëzie betreft, is er de kroniek van Fred de Swert, waarin 14 Bezige-Bij-bundels worden voorgesteld, en een vraaggesprek van Neer Vantina met Frans Depeuter over de evolutie van zijn poëzie en de betekenis van schrijverschap en engagement.
| |
De Klopgeest
7de jrg., nr. 17, dec. 1972
Een charmant nummertje vol poëzie van meer dan middelmatige kwaliteit. Zo zijn er de uiterst eenvoudige maar zeer pregnante gedichten van Willem Wilmink. Dezelfde auteur zorgde ook voor knappe vertalingen van verzen van Roger Mc Cough en Brian Patten. Ander verrassend werk is van - alleszins bij ons - onbekende dichters als vnl. F. Pijlman, Johan J. Diepstraten, B. de Smidt, J. van Oudheusden, P. Musch. Ook zeer speelse gedichten van K. de Bree en Henk Spaan. Volgt nog een korte recensie over werk van W. Wilmink.
| |
De Vlaamse Gids
57ste jrg., nr. 7, juli 1973
In dit nummer aandacht voor Cees Buddingh'. Eerst een gesprek van Willem M. Roggeman met de auteur:; interessant want dit keer eens niet in het ijle over speculaties omtrent het schrijverschap. K. Schippers verantwoordt de gekende stijlevolutie van Buddingh's poëzie in een stukje: ‘C. Buddingh', of de wonderlijke streken van een kameleon’. J. Eijkelboom presenteert de recente grafische werken van de auteur als ‘De droom van een dichter’. Volgen dagboeknotities van Buddingh' geschreven tijdens een vakantiereis in Engeland en Wales. Verder presenteert en commentarieert L.P. Boon enige fragmenten uit de memoires van Jeanneke en heeft R. Maelstaf een interview met R. Servais over zijn activiteit als realisator van animatiefilms.
| |
Kruispunt - sumier
nr. 46, juni 1973
Georges van Acker stelt Romain John van de Maele voor, een nogal sociaal-didactisch aangelegde jonge dichter. Een poëziecyclus, ‘Vruchtbare Haat’, van hem wordt gepubliceerd. Daarnaast een lange reeks gedichten van 16 verschillende, minder bekende dichters. Zeer ongelijk van kwaliteit. Best lijken mij de verzen van R. Kagie, J. Kleinhout, A.B. ter Brake, A. Dusselaar, M. Samplonius en R.P. Flipse. Ten slotte enkele poëzierecensies met de gebruikelijke mogelijkheid tot antwoord van de dichter.
| |
Tirade
17de jrg., nr. 18, juni 1973
In zijn Russische notities stelt Charles
| |
| |
B. Timmer de persoon en het werk voor van de Russische auteur Andrej Platonow (1899-1951). Daarop volgt een sterk en sober verhaal van deze schrijver: ‘In deze prachtige, grimmige wereld’. Willem Wilmink publiceert ontroerende ‘Liedjes uit de Stratemakerop zeeshow’. ‘Twee gedichten’ van Ton van Haestrecht zijn geestig en weemoedig tegelijk. J.H.W. Veenstra zet zijn onderzoek naar de juiste omstandigheden van Multatuli's ontslag verder in ‘De sollicitant van Lebak II’.
| |
Varia
- Christine D'haen is aan de beurt in A. Demedts' overzicht van de moderne Vlaamse dichtkunst. (De Periscoop, 23ste jrg., nr. 8, juni 1973.)
- De Gids (1973, nr. 4-5) is een bijzonder waardevol dossier met documenten en beschouwingen over ‘oppositie in Oost-Europa’.
- Revolver (5e jrg. 1973, afl. 1) biedt in een map zeer aantrekkelijk gepresenteerde mini-poëziebundeltjes van R. Jooris, Nic van Bruggen, Martien J.G. de Jong, R. Campert en de Engelse dichter George MacBeth.
- Het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (1973, afl. 2-3) herdenkt K. Heeroma. Het publiceert postuum studies van Heeroma over de Moriaen, Reinaert, Karel ende Elegast en Lanceloet.
- In Spiegel der Letteren (1973, 15de jrg., nr. 2) bestudeert H. Bossaert ‘De twee werelden in het werk van A. Roland Holst’, H. van Gorp wijdt een interessante kroniek aan recente tendensen in het structureel romanonderzoek.
- De VWS-cahiers brengen afleveringen over de dichter Daan Boens (inl. Raf. Seys) en de essayist en romancier Roger Fieuw (inl. F. Bonneure) als nrs. 2A en 2B van de 8ste jrg., zomer 1973.
- Een bijzonder interessante en welkome publikatie is de ‘voorlopige lijst’ van ‘Litteraire tijdschriften in Nederland sinds 1945 uitgegeven in eigen beheer of door kleinere uitgeverijen’. Ook vindplaatsen in bibliotheken worden vermeld. De lijst is samengesteld door R. Breugelmans en is een uitgave van Dokumentaal.
Hugo Brems
|
|