| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Kroniek
1ste jrg., nr. 1, lente 1973
Een nieuw driemaandelijks tijdschrift voor letterkunde en literatuurwetenschappen. Het wordt geredigeerd vanuit de Rotterdamse Erasmusuniversiteit en bevat in annex ook de mededelingen van de Vestdijkkring. Dit eerste nummer is overigens geheel aan Vestdijk gewijd. L.F. Abell brengt het eerste deel van een hoofdzakelijk mythische interpretatie van ‘De kelner en de levenden’. Nol Gregoor schrijft een artikel met foto's en plattegronden over het ouderlijk huis van Vestdijk in Harlingen. Van literaire kritiek gesproken! Volgen nog korte mededelingen van de Vestdijkkring.
| |
De Periscoop
23ste jrg., nr. 6, april 1973
In zijn reeks opstellen over moderne Vlaamse dichtkunst bespreekt A. Demedts de eigenzinnige poëzie van Marcel Coole. Neer Vantina brengt verslag uit van een toevallige ontmoeting met Dries Janssen. Mireille Cottenjé wordt geïnterviewd door Werner Pauwels. Zij spreekt vooral haar verlangen naar vrijheid uit.
| |
Maatstaf
21ste jrg., nr. 11, maart 1973
Belangrijk en interessant is een uitvoerig essay van Siem Bakker over de geschiedenis, de figuren en de opvattingen van en rond het literaire tijdschrift ‘Het Woord’ (1945-1949). ‘Op kinderkruistocht’ is een onwelriekend verhaal van Hans Plomp. Zoals in een van de vorige afleveringen publiceert en commentarieert Bart Tromp weer een opgediept interview met Karl Marx. Michel Dhondt schrijft poëtische, zeer gemaniëreerde ‘brieven aan de koningin’. In ‘Religie en economie’ gaat nu ook Daniel de Lange in op de thematiek van Dieter Fortes ophefmakende theaterstuk ‘Martin Luther, Thomas Münzer oder die Einführung der Buchhaltung’. Wim Raven vertelt over zijn verblijf aan de universiteit van Caïro en Jan G. Elburg publiceert aforistische woordspelingen.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift
26ste jrg., nrs. 1 en 2, jan. en febr. 1973
Adriaan Venema schrijft een origineel gevonden maar zeer voorspelbaar en schematisch uitgewerkt verhaal over de vervolging van roodharigen: ‘Zomaar een vervolging’. Het loopt over beide nummers door. Eveneens in beide nummers blijft J.J. Wesselo verstrikt in de problematiek van schrijverschap en engagement: ‘Opstand der woorden’ en ‘Ach’. Verder in het januarinummer en- | |
| |
kele naar schrijftrant fel en ten goede vereenvoudigde gedichten van Erik van Ruysbeek. Voorts zeer leesbare poëzie van F. Boenders, P. Aerts en een ongewoon taalvaardig poëtisch ‘Grafschrift voor Raymond Brulez’ van Chr. D'Haen. Wim Meewis pleegt onleesbaar proza met de toepasselijke titel: ‘De verschalkte waakzaamheid’. Zeer uitvoerig schrijft A. Vloemans over ‘Literatuur en geesteswetenschappen bij Wilhelm Dilthey’. In de aflevering van februari publiceert D. Robberechts weer een fragment uit ‘Praag schrijven’. Twee zeer goede verzen van M. van den Hoof. Lieve Macken bespreekt, hoofdzakelijk thematisch, de verzamelbundel van Ellen Warmond: ‘Mens: een inventaris’, onder de titel ‘Acrobatieën boven het veilig vangnet cerebraliteit’. Henri Bossaert situeert de poëzie van A. Roland Holst in verhouding tot W.B. Yeats en het Franse symbolisme. In ‘Reflex’ o.m. een bijzonder sofistisch stukje van Walschap over de figuur van Jezus.
| |
Restant
3de jrg., nr. 1, jan.-febr. 1973
Lucien Bollaert gaat kritisch in op de opvattingen van Sybren Polet in diens essaybundel ‘Literatuur als werkelijkheid. Maar welke?’. Onder de gedichten vallen vooral het sterk parodiërende ‘Een hete ketter uit Siberië’ van H. Carette en een zeer knap gedicht van J.M. Decorte op. Een prozatekst van W. van Craen is te absurd om in het absurde nog zinvol te blijven. Ten slotte nog reacties op de aforismen-kritiek in het vorige nummer en een polemische uitval van Speliers tegen Weverbergh en zijn Boonboek.
| |
Delta
vol. 15, nr. 4, winter 1972-73
In deze aflevering onder meer een opstel van Henk van Galen Last: ‘The Literary Scene in the Netherlands’, eerder verschenen in The Times Literary Supplement van 11 augustus 1972, gewijd aan ‘Dutch and Belgian Writing Today’. Het is vanuit een bijzonder eenzijdige, zelfs sterk vertekenende optiek geschreven: om het er niet mee eens te zijn. Wim Zaal schrijf over Beets' Camera Obscura: ontstaan, betekenis, naroem e.d. Een fragment uit het boek, in Engelse vertaling, wordt opgenomen. Verder o.m. ‘The Man Inside the Giant’, vertaling van een verhaal van Snoek, en eveneens vertaalde gedichten van H.C. ten Berge
| |
Filter
1ste jrg., nrs. 2, 3 en 4, 1972 en 1973
Een nieuw jongerentijdschrift onder redactie van Anne Crivits, Rik Crivits, Peter de Beerst, Ludo de Groot en Willem Debeuckelaere. Een abonnement (4 nummers) kost vanaf de 2e jrg. 100 fr., te storten op P.R. 5265.15 van A. Crivits, Dorpsstraat 11, 8220 Jabbeke. Dat is tevens het redactieadres. Jammer genoeg bereikte ons niet het eerste nummer met een beginselverklaring. Wel vernemen we nog het essentiële, nl. dat Filter ‘een volledig open tijdschrift wil zijn, voor en door jonge mensen’. De sfeer in deze afleveringen doet in elk geval heel sympathiek aan, even vrij van agressiviteit en pretentie als van beate bewondering voor het gevestigde. De samenstellers lijken (nog) niet gecomplexeerd.
In nr. 2 valt het interessante initiatief op een gedicht (van W. Debeuckelaere)
| |
| |
door vier mensen, waaronder de dichter zelf, te laten commentariëren. Verder ‘Het laatavond-concert’, een verhaal van Eriek Verpale.
In nr. 3 niet zo denderende gedichten en twee zeer draaglijke verhalen van resp. Frank Henry en Eddy de Mondt. Het belangrijkste in nr. 4 is een satirisch en toch poëtisch proza van W. Debeuckelaere: ‘De Grooooooooote revolutie’.
| |
Mandragora
1ste jrg., nr. 3, maart 1973
L. Roelandt vertelt weer over ‘mensen die hij gekend heeft’; ditmaal over de Antilliaans-Franse negerauteur René Maran. R. Portier stelt de kunstenaar Rigobert Haeck voor. Niet onaardig geschreven, maar uiteindelijk nogal langdradig is het verhaal ‘De bekering’ van W. Giraldo. In de polemische rubriek ‘hier smiten si...’ een hoogst amusante briefwisseling tussen redacteur Car Flanders en L.M. van den Brande, om te weten te komen wie van beiden het verwaandst is. Ook reacties op de enquête van L. Vancampenhout in Heibel en het manifest van Luk de Vos in Restant.
| |
De Vlaamse Gids
57ste jrg., nr. 4, april 1973
Het literaire gedeelte van deze aflevering wordt bijna volledig in beslag genomen door een boeiende, leerrijke en stimulerende gedachtenwisseling tussen P.H. Dubois en D. Robberechts. N.a.v. een visie op de dubbelzinnige houding van Gogol tegenover het schrijverschap weidt Dubois uit over de verhouding tussen schrijven en leven en de daarmee verbonden kwestie van het engagement. Robberechts haakt daarop in om de globaliteit van de verantwoordelijkheid als mens en als schrijver te onderstrepen. Verder introduceert Piet en Cornets de Groot dist de resultaten van wat literairkritische huisvlijt op.
Sterckx de kunstenaar Albert Szukalski
| |
Tirade
17de jrg., nr. 186, april 1973
Henk Verhaar publiceert en commentarieert enige documenten i.v.m. wantoestanden en machtsmisbruik in de Sovjetpsychiatrie. Minder interessant zijn de dit keer erg gezochte Russische notities van Charles B. Timmer. Arie Gelderblom schrijft fijnzinnige gedichten, veel beter dan de taalspelletjes van G.J. Resink en een vers van C. Buddingh'. Zeer goed is ‘Van de band afgetikt’, een verhaal van R.J. Peskens. Minderwaardig is een proza van L.H. Wiener. A. Morriën doet ons gedetailleerde mededeling van zijn erotische belevenissen met, op en onder zijn hoogzwangere vrouw.
| |
Varia
- In de VWS-Cahiers presenteert Frans Leclair Gustaaf Vermeersch (nr. 41) en Richard Declerck leidt een beknopte keuze uit het werk van A. van Acker in (nr. 42).
- Labris (9de jrg., nr. 4, okt. 1972) bevat naast de zeer uiteenlopende en zeer experimenterende creatieve teksten die dit blad eigen zijn o.m. een essay van J. Bierkens over Benjamin Péret en kritieken van H. Neefs over het nieuw realisme, Serge Largot en Ben Klein.
Hugo Brems
|
|