en, 't weer zij warm of ruig van rijm,
hij laat ons 't brood in sausen doppen
die heerlijk geuren van de tijm.
Zijn woord, soms buigzaam als een wijm,
maar wars van femelen en foppen,
is scherp bijwijlen als een vlijm,
vlug om de bal terug te koppen;
toch zal hij nooit op schenen schoppen,
hoflijk in de eerste en tweede time;
het zit hem in zijn vingertoppen
als geur zit in een takje tijm.
Straks val ik nog in appelzwijm
als ik die rijmen voort blijf droppen,
maar dan zal Roppe een fles ontstoppen
geuriger dan de geur van tijm.
Werd het gelegenheidsgedicht in Vlaanderen na Guido Gezelle in zulke superieure virtuozenstijl beoefend als door Decorte? Ik geloof het niet, tenzij Van Wilderode en Van Herreweghen hun troefkaarten in dit spel ook eens, ter vergelijking, op tafel leggen.
Soms krijgt in dit bundeltje, zoals in vroegere, de stem van Decorte een inniger en verstilde toon. Hij schrijft dan meer verinwendigde, meditatieve gedichten als bijvoorbeeld de Twee sonnetten en de Nieuwe Sonnetten. Ik ben ervan overtuigd dat heel veel lezers, na de genotrijke lectuur van dit kleine verzenboek, er later nog vaak naar zullen teruggrijpen.
Verwant met en verliefd op de poëzie die tussen vaganten- en rederijkerstijd werd geschreven, stelde Decorte een bloemlezing samen uit de balladen- en refereinenliteratuur vanaf de middeleeuwen tot vandaag, In 't zot, in 't vroed, in 't amoureus (Vlaamse Pockets, nr. 244, Heideland). Het is de zoveelste bloemlezing uit dit soort literatuur, wat bewijst dat zij heel veel poëzielezers blijft aantrekken.
Kort Geding (Vlaamse Pockets, nr. 249, Heideland) bevat korte stukjes polemisch of bespiegelend proza, naar ik vermoed geschreven voor de krant of in de ‘Zoek de mens’-rubriek van het N.V.T. Ze raken allerlei onderwerpen uit de literaire actualiteit of anekdotische geschiedenis. Ze zijn, naar Decortes trant, aangename lectuur, soms vermakelijk, soms braverend met de ongevaarlijke stoutigheid die de