| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Nieuw Vlaams Tijdschrift
24ste jrg., nr. 2, februari 1971
De ‘Achtste brief rondom liefde en dood’ van Jef Geeraerts is ‘gericht tot Milena en Paul Snoek’ en verhaalt een bezoek aan de dichter te Slijpe en een gezamenlijke tocht naar Frans-Vlaanderen. Het is weer een fascinerend stuk proza. Inmiddels heeft de zevende brief, gericht tot Pol le Roy (NVT, 1970, nr. 9) de ontslagname uit de redactie van A. Mussche tot gevolg gehad. Poëzie van Jacques Buytaert, Frieda Fastré en Bert Demyttenaere blijft onder de maat van wat we in dit blad gewoon zijn. Hetzelfde geldt voor proza van Werner Pauwels en Julius Meinl. Frans Boenders heeft een diepgaand gesprek over ‘anarchisme en neo-anarchisme’ met Hans G. Helms. Paul van Vreckem zet zijn studie over Günter Grass' romankunst voort en Paul van Aken is op zoek naar constanten en evoluties in het werk van Daniel Robberechts.
| |
Maatstaf
18de jrg., nr. 12, april 1971
N.a.v. het overlijden van S. Vestdijk publiceert Martin Hartkamp een overzicht van de bijdragen van deze auteur in Maatstaf. De redactie kondigt ook een speciaal Vestdijknummer aan. De zeer goede poëtische schetsen van Hans Warren ‘Schetsen uit het Hongaarse volksleven’ worden in deze aflevering voortgezet. Andere poëzie is van Riekus Waskowsky (onnozel), Gerrit Komrij (zeer goed) en van de Zweed Thomas Tranströmer, in een vertaling van Marguérite Törnqvist. ‘Houden van kleine jongens’ is een boeiend romanfragment van Martin Hart. Vrij belangrijk is het essay van Heeroma: ‘Firapeel heeft niet het laatste woord’, waarin de auteur ingaat op een stuk van Hellinga (1958) en het slot van de Reinaert interpreteert. Wim Zaal presenteert brieven van Ernest Michel (1899-1960), dichter, schilder, en politicus. Rob Nieuwenhuys schrijft een opstel over de Nederlandse letterkunde uit Indonesië en de Vlaamse vertaler L. Roelandt haalt herinneringen op aan Paul Léautaud.
| |
Tirade
15de jrg., nr. 166, april 1971
Het gedicht van Hendrik de Vries ‘Mijn broer’ heeft in de jongste nummers van Tirade een oude twist opnieuw doen oplaaien tussen Wesselo en Wilmink. In dit nummer voegen zich daarbij Henri Knap en Hans van Straten,
| |
| |
die het nog beter weten. En ten slotte is daar de dichter zelf, die al deze heren samen een ‘meervoudig antwoord’ geeft. ‘Eind goed, al goed’ is een knap verhaal van L.H. Wiener. Charles B. Timmer heeft het in zijn interessante ‘Russische notities’ over eten en drinken, de geldontwaarding en de lapmiddeltjes daartegen. L.H. Wiener prijst het dagboek van Max de Jong en trekt terecht van leer tegen de dagboeknotities waarmee C. Buddingh' de Nederlandse literatuur pleegt te teisteren.
| |
Zenit 74
5de jrg., nr. 1, 1971
Wanneer men zo onmiddellijk na elkaar een Nederlands en een Vlaams jongerentijdschrift leest, komt men er niet onderuit het schrijnende niveauverschil te constateren. Onze dichters zoeken het nog steeds met onstuitbare ijver in een soort sacraal gefezel, dat elke binding met een normaal-menselijke realiteit mist. Men leze bijv. het zeer typische ‘Leefbaarheid en obsessie’, waarin Fred de Swert programmatisch schrijft over de grondslagen van zijn poëzie, of proza van Goswin, of poëzie van Annie Reniers, H. Verleyen, Alstein, E. van Ruysbeek e.a. Zonder de verdiensten van deze geschriften te ontkennen, moet men toch tot de overtuiging komen, dat hun esoterisme en gewrongenheid ergens verkeerd lopen. Verder valt in dit nummer een interview te signaleren met Georg Hermanowski n.a.v. de fel aangevochten bloemlezing: ‘Gedichte aus Flandern 1920-1970’. Samensteller maakt hier o.m. een onderscheid tussen ‘Vlaanderen’ en ‘de beschaafde wereld’.
| |
Nieuwe Stemmen
27ste jrg., nr. 4, febr.-maart 1971
R. Hannelore publiceert enkele gedichten die vroeger al elders verschenen (NVT?). Draaglijk zijn gedichten van Anne Dellart en Paul Vanderschaeghe. ‘Wachten op onweer’ is het verhaal van de ondergang van een eenzaam man, zeer goed gesuggereerd via sfeer en parallelsituaties. Auteur ervan is Aimé Bernard. Minder vind ik ‘Civilisatie’ van Paul Vanderschaeghe. Tenslotte nog een goed gedicht van Piet Brak en verzen van o.m. Luk Maes en Dirk Desmadryl.
| |
Soma
2de jrg., nr. 15-16, mei-juni 1971
In ‘De moordkuil’ trekt T. Graftdijk ten strijde tegen mensen als C. Buddingh' en Jaap Harten. D.A. Kooiman, bespreekt ‘Het verlof’ van J. Bernlef en gaat daarbij dicht aan de kern voorbij. ‘Gezond leven’ is een fragment uit de binnenkort te verschijnen roman van G.K. van het Reve ‘God in Frankrijk’. Ondanks zijn groot vakmanschap wordt hij wat eentonig. Een complete heruitgave van Vestdijks Verzamelde Gedichten (drie delen van elk zowat 500 pagina's), verzorgd door Martin Hartkamp, wordt aangekondigd. Nog in verband met Vestdijk worden twee vrijwel onbekende gedichten afgedrukt, enkele foto's, een satirisch stuk over A. Morriëns reacties bij de dood van
| |
| |
Vestdijk, en een essay van Cornets de Groot. Cartoons van Joost Roelofsz over directeurs en secretaressen zijn niet zo geestig als ze bedoeld zijn. Dirk Ayelt Kooiman, pleegt knappe prozastukjes onder de titel ‘Souvenirs’. Verder lezen we o.m. nog gedichten van Armando en William D. Kuik, een knap artikeltje van José Ortega y Gasset (vertaald door H.R. Heite) over Salomé als roofdier-vrouw en een amusante pastiche van de kritieken op S. Polet, samengesteld door H.R. Heite.
| |
Pilipili
kreatief informatief tijdschrift, nr. 6-7, april-mei 1971
Doelstellingen en interessegebieden van dit blad worden als volgt omschreven: ‘Pilipili, dat maandelijks verschijnt, interesseert zich vooral in het opnemen van teksten die een verrijking kunnen zijn in de wereld van kunst en kultuur, zonder daarom hoog van de toren te blazen. Eveneens wordt een brede informatie, zoals bijv. kritisch onderwijs, geschiedkundige en andere onderwerpen beoogd.’ Deze aflevering stelt o.m. een ‘werkgroep revolutionaire pedagogie’ voor, brengt artikels over grafici als Jan de Winter en Gunther Gooris. Enkele films worden kort besproken door Dirk Gooris, die ook wetenswaardigheden over de oude stad Mechelen meedeelt. Roman-besprekingen van L. van Hoeylandt zijn zeker niet de sterkste zijde van dit tijdschrift. Een zekere J.V.H. introduceert Jack Kerouac als mens en schrijver en ten slotte is er een vrij naïef stukje van L. van Balberghe over de taal van de zigeuners.
Redacteurs van Pilipili zijn Wim Geerts, Dirk Gooris en Luc van Hoeylandt. Adres: Nattenhofstraat 13, 2800 Mechelen.
Hugo Brems
|
|