| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
De Tafelronde
15de jrg., nr. 3-4, 1970
De Tafelronde is een ‘Algemeen Literair Tijdschrift’, dat 4 maal per jaar verschijnt en 260 fr. kost. (P.R. 1048.98, Corn. Franckstraat 9, Deurne-Antwerpen). De redactie berust bij Henri Chopin, Freddy de Vree, Paul de Vree en Henri F. Jespers. Zij worden geassisteerd door een reeks vaste medewerkers en enkele correspondenten. In de praktijk is De Tafelronde het blad van de concrete poëzie in Vlaanderen (naast Labris). In elk nummer brengt het een sterk internationaal gericht repertorium van typografische experimenten en aangepaste informatie over o.m. fonetische, audio-visuele, concrete poëzie. Deze aflevering bevat o.m. bijdragen uit België, Frankrijk, Nederland, Italië, Engeland, Tsjechoslovakije, U.S.A., Brazilië en Oost-Duitsland. In een kort artikel inventariseert Paul de Vree de ‘sound-poetry’, die vooral gebruik maakt van de akoestische mogelijkheden van de menselijke stem, al dan niet vervormd met behulp van elektronische apparatuur. Elders gaat het over ‘verbaal plasticisme’, een spelletje waarbij het erom te doen is zodanige ruimtelijke vormen te maken, dat ze van alle zijden hetzelfde letterbeeld tonen, e.d. En nog veel meer leerrijke en aangename dingen kan men hier vernemen. Men gelove erin of niet, de informatie is onmisbaar (en degelijk) voor wie de trends in het hedendaagse poëzieleven wil volgen.
| |
Soma
2de jrg., nr. 13, jan.-febr. 1971
Dit is een poëzienummer, samengesteld door Arie van den Berg en H.R. Heite. Achttien dichters komen aan het woord in een keuze die ongewoon representatief is voor het spectrum van poëzie in de Nederlandse literaire bladen. Men vindt er zowel Jan G. Elburg als Habakuk II de Balker, zowel Jac. van Hattum en Jacques Hamelink als Hans Verhagen. H.R. Heite heeft een gesprek met de constructivistische dichter Hans Faverey. Verheugend vind ik, dat deze intellectualistische auteur het herhaaldelijk en zonder schroom heeft over de ‘schoonheid’ van zijn gedichten. Enkele fragmenten uit brieven van Jan Hanlo worden gepubliceerd. ‘Kajups zoekt het hoger’ is de titel van een beschouwing over het wezen van poëzie als tekst en taal. Auteur is Arie van den Berg, die Soma duidelijk de richting van het eveneens sterk theoretiserende Raster doet opgaan. Heere Heeresma vervolgt zijn feuilleton. In ‘Intieme optiek II’
| |
| |
bespreekt R.A. Cornets de Groot enkele personages uit Een wonderkind of een total loss van W.F. Hermans.
| |
Ons Erfdeel
14de jrg., nr. 2, winter 1970-1971
‘Algemeen-nederlands driemaandelijks cultureel tijdschrift’, onder de redactie van Jozef Deleu en Frits Niessen. Naast deze ‘kernredactie’ is er nog een ‘redactie’ van 7 man, een ‘raad van advies’ (29 man) en een lijst van medewerkers (67 man uit alle 's Heren landen). Een abonnement kost 200 fr., te storten op P.R. 132.95 van Kredietbank, Rekkem, voor rek. 6674/12.052 van Stichting Ons Erfdeel v.z.w.
Een ambitieus tijdschrift, dat er nu al jaren in slaagt die ambities waar te maken. Een nummer als het onderhavige doet het met niet minder dan 190 blz. Als bewijs van zijn degelijke en actuele informatie pakt men uit met de letterlijke tekst van Fons Sarneels omstreden toespraak over Gezelle, gevolgd door commentaar van J.J.M. Westenbroek en Bernard Kemp. Wat mij betreft een muis die een berg baarde. Westenbroek en Kemp zetten in de juiste toonaard de puntjes op de i en hopelijk ook achter de rel. Fernand Bonneure bespreekt de bloeiende naieve schilderkunst in Noord en Zuid tegen een verhelderende historische achtergrond. Prof. Dr. J.M. Peters schrijft indringend over vormelijke en esthetische aspecten van toneel op de t.v. Dr. Luk Boone onderzoekt welk aandeel berichtgeving over Nederland in de Vlaamse pers inneemt. Enkele gedichten van Karel van de Woestijne werden in het Duits vertaald door Heinz Graef. Andere bijdragen, over taalkwesties, muziek, de boekbesprekingen en culturele berichten allerhande moet ik hier beknoptheidshalve onbesproken laten.
| |
De Periscoop
Onafhankelijk maandblad voor kunst en kultuur, 21ste jrg., nr. 4, febr. 1971 en nr. 5, maart 1971
De Periscoop, onder redactie van Dr. F. van den Brempt, kost 150 fr. voor een jaargang. Administratieadres: Nationalestraat 46, Antwerpen. P.R. 1667.68.
Em. Janssen bespreekt de jongste roman van Marnix Gijsen, ‘Jacqueline en ik’, en beschouwt hem als het opmaken van een eindbalans, iets wat wel van de meeste romans van Gijsen zou kunnen gezegd worden. In de ‘poëziekroniek’ schrijft Neer Vantina over ‘Tussen bron en monding’, de jongste, ‘kosmische’ poëziebundel van Erik van Ruysbeek. Paul de Vree heeft het over het bloeiend ‘methodisme’ in de jongste prozaproduktie, vnl. n.a.v. een essay van Willy Roggeman. Tal van andere rubrieken, over film, nieuwe boeken, toneel, beeldende kunst, tijdschriften, fotografie e.a., brengen zoals steeds actuele informatie.
In nr. 5 publiceert A. Demedts een persoonlijk jaaroverzicht van de Vlaamse literatuur anno 1970. Hij ziet vooral een bloei op het gebied van essay en literaire studie en signaleert de ondanks alles toenemende kloof tussen Noord en Zuid. Em. Janssen neemt enkele boekbesprekingen voor zijn reke- | |
| |
ning, nl. ‘Iokasta’ van Rose Gronon en de ‘Grobbendonkse gesprekken’ tussen Lampo en Hannelore. Fred de Swert neemt formeel de poëziekroniek over van Pol Le Roy en Neer Vantina bespreekt uitvoerig de verzamelbundel ‘Weergalm’ van Le Roy, voor wie hij de driejaarlijkse staatsprijs voor de poëzie opeist.
| |
Maatstaf
18de jrg., nr. 10, februari 1971
A.F. Ruitenberg-De Wit schrijft over ‘De dubbelzinnigheid in Achterbergs poëzie’, waarmee bedoeld wordt de vaak relevante relatie tussen manifeste en latente inhoud. Ook Cornets de Groot schrijft over poëzie, deze keer voornamelijk over die van Vestdijk. Hij onderzoekt de samenhang en/of isolatie van de afzonderlijke sonnetten uit de reeks ‘Madonna met de valken’. In ‘Een concentratie van ellende’ heeft Jacques Kruithof het over de minder bekende naturalist A. Aletrino, die hij, met enige reserve, waardeert. Bezwaren oppert hij vooral tegen het vaak onlogische, wel menselijk maar minder literair verantwoorde happy ending van zijn novellen. Jacques Waterman publiceert gedichten, die op enkele momenten duidelijk een andere dimensie suggeren dan de meeste, die hij in zijn hier besproken ‘Album’ verzamelde. De gedichten van Leo Ross kunnen mij, door hun gebrek aan densiteit, niet bekoren.
Marguérite Törnqvist vertaalde uit het Zweeds gedichten van Tomas Tranströmer en Ben Tromp stelt de Duitse socialistische socioloog Werner Hofmann voor. In een cursief vertelt Harry G.M. Prick ‘een ware geschiedenis’ omtrent de verloving van L. van Deyssel en de theatrale aankondiging daarvan.
| |
Revolver
periodiek rondom de werkelijkheid, 3de jrg., 1970-71
Uitgever-beheerder is Gerd Segers. Deze 3de jaargang kost niet minder dan 399 fr. (P.R. Bank van Brussel te Antwerpen, voor rekening e/00/915923 van G. Segers), maar dan krijgt men ook meteen een map van eveneens niet minder dan 25 × 33 cm. En in die mooie map steken nog veel grotere, prachtig verzorgde bladen. En op die bladen staan teksten, die een streling zijn voor het oog. Letterlijk luidt het: ‘Een map met periodiek losse teksten, kreatief werk, katalogi, dokumenten en informatie, die in de loop van de jaargang geregeld zal aangevuld worden met screens, posters, objekten, projekten en surprises’. Een prachtige krant. Verrast was ik wel onder deze ‘surprises’ niemand minder te ontmoeten dan Martien J.G. de Jong, die zich hier ontpopt als geëngageerd auteur van nieuw-realistische gedichten.
| |
Gezelliana
1ste jrg., nr. 1-2, 1970
Uitgegeven door het ‘Centrum voor Gezellestudie bij de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius, Antwerpen’. De redactie is in handen van Prof. Dr. R.F. Lissens en Dr. J. Boets. De ad- | |
| |
ministratie wordt waargenomen door De Nederlandse Boekhandel, Kapelsestraat 194/1, 2080 Kapellen. Abonnement: 180 fr., P.R.: 159.63.
Dit strikt wetenschappelijke tijdschrift (in de historisch-filologische zin van het woord) publiceert bevindingen omtrent realia, brieven, documenten, teksten e.d. in verband met Gezelle en zijn werk. In dit eerste nummer reveleert J. Boets tot nog toe onbekende aspecten van Gezelles politieke activiteit in Kortrijk. P. Hessmann publiceert een briefwisseling tussen Gezelle en de Luikse filoloog Bormans i.v.m. een Middelnederlands handschrift. Voor de leek is het interessantst de bijdrage van Lissens ‘Omtrent de eerste publicatie van 't er viel ne keer...’, en de reacties daarop van liberale zijde.
| |
Tirade
15de jrg., nr. 163, januari 1971
Rob Grootendorst stelt een onderzoek in naar de oorzaken van de relatieve onbekendheid en onderwaardering van het werk van Theo Thijssen, meer in het bijzonder de roman ‘Kees de jongen’ (1923). Een knap stukje literair-historisch onderzoek. Vijf bombastische gedichten zijn van G.K. van het Reve, terwijl Chr.J. van Geel een veel hoger en gaver niveau bereikt met zijn ‘Diergedichten’. ‘Ik ben ook nog leraar’ is een tragi-komisch (maar dan in mineur) reisverslag van een schooluitstap naar Berlijn. Auteur is L.H. Wiener. J.H.W. Veenstra trekt ten strijde tegen de concrete poëzie n.a.v. de recente tentoonstelling te Amsterdam. Hij noemt het een regressieverschijnsel. Ten slotte reageert J.J. Wesselo op een bespreking van W. Wilmink van H. de Vries' bekende gedicht ‘Mijn broer’ (Tirade 162). Hij heropent daarmee een debat dat begon in de derde jaargang van wijlen Merlijn.
Nog dit: vanaf deze jaargang kost Tirade fl. 27,50 en fl. 30 voor België en andere vreemde landen.
| |
Hagelslag
tweemaandelijks tijdschrift, 1ste jrg., nr. 1, jan.-febr. 1971
Dit is een nieuweling, die krachtens zijn titel en de verklaring daarvan in het teken zou moeten staan van de polyvalentie. ‘Hagelslag’ wordt immers verklaard als het neerslaan van de hagel, de daardoor aangerichte schade, en als een soort suikermuisjes. Maar deze verklaring zal wel hoofdzakelijk een intellectualistisch grapje zijn. De redacteurs, Sien van Assche, Laurent Bursens, Tjen Hammenecker, Fernand Ronsmans, Jan Uyttendaele en Raoul de Vleeschauwer kondigen hun blad uitdrukkelijk aan als een ‘open publikatieruimte voor kreatieve en kritische geesten’.
Kritiek krijgen we al dadelijk in een fel moraliserend betoogje van Hammenecker tegen de welbekende consumptiemaatschappij. In dezelfde richting, maar gefundeerder, want meer op concrete sociale actie betrokken, schrijft Laurent Bursens. Een laatste sociaal-politieke bijdrage, van F. Ronsmans, handelt over ‘Het China van heden’. In ‘De schaduwen van morgen’ noteert Jan Uyttendaele bedenkingen bij ‘Het
| |
| |
Reservaat’ van Ruyslinck. Vooral op enkele cultuurpessimistische motieven wordt de aandacht gevestigd. Het creatieve gedeelte bevat zeer middelmatige gedichten van De Vleeschauwer en Hammenecker en een proza-experiment van Marcel Vanlangendonck.
Zeker geen revelatie, dit eerste nummer, maar dan ook weer niet zó gortig, dat men niet geneigd zou zijn deze jongens het nodige krediet te geven. Voor een abonnement kan men terecht bij S. van Assche, Fokstraat 20, 2688 Sint-Amands (80 fr. op P.R. 10155.98).
Hugo Brems
|
|