Het verbleekt tot schijnleven tegenover de glans en het verliefd enthousiasme van de dagen en nachten met Leda.
De periode met Leda loopt van 21 mei 1967 tot begin 1968: van de ontmoeting na een wedstrijd voor beatorkesten over de gestolen ontmoetingen en uitstapjes, met als hoogtepunt een gezamenlijke reis naar Tsjechoslowakije, tot de rustigere en diepere liefde van najaar en winter. Voorwaar een ontroerende geschiedenis. Bovendien een originele conceptie voor een dichtbundel.
Wat levert dat op aan poëzie?
Het is niet eenvoudig hierop een eenduidig antwoord te geven. Laat ons beginnen met de weinig oorspronkelijke constatering, dat de bundel de gebreken vertoont van zijn kwaliteiten. Het blijkt nooit gemakkelijk voor een dichter om een intens beleefde, actueel alles vervullende emotie om te buigen tot de algemeenheid en ‘neutraliteit’ van poëzie. Voor een lezer van gedichten zijn weinig dingen zo storend als een overstromend en opdringerig gevoel, d.w.z. een gevoel dat de woorden te buiten gaat, dat niet de tijd of de beheersing gevonden heeft om zich in het eigen idioom van het gedicht te laten vertalen, er zich in te nestelen. Het gevoel is geen poëtisch gevoel geworden. Het springt op de lezer af, los van de woorden die het oproepen en die er niet levensnoodzakelijk mee verbonden zijn. Dat is de fout van vele sentimentele poëzie evengoed als van talrijke hartstochtelijk humanitair bewogen gedichten. Het is een factor die heel wat van de hier verzamelde gedichten fataal doet uiteenvallen. Regelmatig wordt een goed gedicht uit zijn voegen gelicht door een begrijpelijke, maar functioneel zeer storende drang naar explicatie, naar verantwoording, betoog en confidentie. Het is inderdaad heel moeilijk, wat Schouwenaars hier onderneemt. Hij moet voortdurend balanceren tussen apoëtische uitersten om de juiste, koele en toch warme, neutrale en toch ontroerende toon te behouden tussen gemoedsuitstorting en zielloze mededeling van feiten, omstandigheden en toestanden. Hij slaat wel eens door naar beide kanten. Soms ook bereikt hij een bewonderenswaardig evenwicht, bijv. in verzen als die over zijn dochtertje, over de dood van zijn vader e.a. Veelzeggend is, dat het hier meestal de gedichten betreft uit het verleden. Een verleden waarvan afstand genomen wordt, maar waarvan de sporen dieper in het vlees zitten en daardoor dieper in de taal geïntegreerd kunnen worden.
Dan is er nog een tweede keerzijde, die van de voorbeeldige structuur van de bundel. Om na elk gedicht naar de andere tijdsdimensie te