tafel zag liggen en het wit in de ogen van de stuurman nog witter werd door het schuine licht van de patrijspoort op zijn besmeurd gezicht. Hassen zei: ‘Ik zou die kraan ook geopend hebben.’ De derde klemde zijn tanden op elkaar en kleurde.
Voor de tweede maal stopte de havenambulance naast de scheepszij waarin het oranjelicht mat weerkaatste. Tassie stond nog doornat en smerig tegen de verschansing, een natte druipende voet op de onderste reling, en keek naar het hagelwitte linnen van de verplegers.
‘Trek droog goed aan’, zei Hassen nors.
‘Het is niet koud’, zei Tassie.
‘Koud of niet koud, je scharrelt bronchitis op.’
‘Ik heb geen droog goed’, zei Tassie tegen zijn zin.
‘Als je maar weet dat je niet tot in Texas in je nest blijft liggen omdat je verkouden bent’.
‘Ik zal u nogeens volgen in een tank vol shit’, zei Tassie.
‘Als je dan wat harder op mijn vingers trapt, donder ik misschien wél van de ladder’, zei Hassen.
Tassie slenterde naar het achterdek en liet een breed oliespoor na op de rode boottopping. En Hassen keek hem na, half achterdochtig maar niet zonder eerbied.
De ploegbaas leidde de lasser behoedzaam naar de gangway, in een houding alsof hij hem wou beschutten tegen een opdringerige menigte. Hij lei zijn arm over zijn schouders en drukte het wenende gezicht tegen zijn borst. De derde machinist, die altijd wijs was met terugwerkende kracht en duidelijk voorbestemd voor de administratie, beweerde dat het gevaarlijk is om met branders te werken in een tank, zelfs als het schip gasvrij is verklaard, omdat van olie verzadigde roest-schollen zeer brandbaar zijn. Hij zei ook nog iets van het flashpoint en de zuurstof maar niemand luisterde naar hem omdat het te geleerd klonk. Toen de berrie onplechtig over de verschansing zwaaide en de dode man het witte laken begon te kleuren, ontblootte de pompman zijn hoofd en hij zei zacht, maar zodat Hassen het kon horen, dat MEN een boot verpest door tanks met benzine te spuiten.
De Arabier fluisterde ‘this ship is doomed.’
Massale slachtingen worden vaak voorafgegaan door een kort gebed en altijd gevolgd door een eeuwigdurende stilte. Soms slaat een verfijnde aristocratenhand een delicaat rouwbeklag op een lakense mouw; in banale kerken ratelen de bezwerende geluiden van een twijfelachtige troost en een Zenoïst verbijt zijn ellende alleen.